Pers / bez vnw §8

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zit 20 slide, met interactieve quiz en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Leer je wat een persoonlijk voornaamwoord is.
  • Leer je wat een bezittelijk voornaamwoord is.
  • Leer je hoe je deze 2 uit elkaar kan houden.

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Waarom leest dit niet fijn?

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan: 

zij verloren de wedstrijd; pas op, hij bijt!; ik heb het op tafel gelegd.


Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is:
Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend.

Slide 7 - Tekstslide

Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.

Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.

A. Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.

B. Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.
A
Alleen zin A is goed
B
Alleen zin B is goed
C
Beide zinnen zijn fout
D
Beide zinnen zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verschil?

Ik heb ... pakketje voor ... klaargelegd.



Slide 9 - Tekstslide

Verwarring.....
De woorden je, haar, ons, jullie en hun kunnen zowel pers. vnw als bez. vnw zijn.

Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen door hij, hem of zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Trucje
Een persoonlijk vnw kun je vervangen door hij of hem.
– Is dit volbloedpaard van jullie? → Is dit volbloedpaard van hem? → jullie = pers.vnw
Een bezittelijk vnw kun je vervangen door zijn.
– Dat is haar verrekijker. → Dat is zijn verrekijker. → haar = bez.vnw

Slide 11 - Tekstslide

Heb je jouw neef nog gebeld?
je =
jouw =
A
persoonlijk vnw persoonlijk vnw
B
persoonlijk vnw bezittelijk vnw
C
persoonlijk vnw bijvoeglijk nmw
D
bezittelijk vnw bezittelijk vnw

Slide 12 - Quizvraag

Welke voornaamwoorden staan in deze zin:
Hij heeft dat boek van mij gejat.
A
alleen persoonlijk
B
alleen bezittelijk
C
persoonlijk en bezittelijk

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

                  Regelmatig gaat het verkeerd..

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Cursus 5, §8: opdracht 1 en 2

Slide 16 - Tekstslide

1. Dat is haar fiets.
2. Die fiets is van haar.

Welke woordsoort is 'haar'?
A
1 bez. 2 bez.
B
1 pers. 2 pers.
C
1 pers. 2 bez.
D
1 bez. 2 pers.

Slide 17 - Quizvraag

Maak een zin waarin 'het' persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 18 - Open vraag

                  Regelmatig gaat het verkeerd..

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Cursus 5, §6: opdracht 1 en 2

Slide 20 - Tekstslide