samenvattingsles natuurkunde 4.1 t/m 4.3

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven waarvan de luchtweerstand en de rolweerstand afhankelijk zijn.
  • Je kunt de resultante op een voorwerp afleiden.
  • Je kunt de twee gevolgen van een resultante op een voorwerp benoemen.
  • Je kunt verklaren welke beweging een voorwerp zal maken als je de resultante kent (eerste wet van Newton)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven waarvan de luchtweerstand en de rolweerstand afhankelijk zijn.
  • Je kunt de resultante op een voorwerp afleiden.
  • Je kunt de twee gevolgen van een resultante op een voorwerp benoemen.
  • Je kunt verklaren welke beweging een voorwerp zal maken als je de resultante kent (eerste wet van Newton)

Slide 1 - Tekstslide

Krachten bij een beweging

Voortstuwende krachten helpen de beweging

Tegenwerkende krachten werken de beweging tegen
de twee belangrijkste tegenwerkende krachten zijn luchtweerstandskracht en rolweerstandskracht.

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwerkende krachten
Luchtweerstandskracht
Je moet de lucht voor je steeds opzij duwen, sneller bewegen is meer weerstand, je kunt je stroomlijn verbeteren = je frontaal oppervlak wordt kleiner.
Rolweerstandskracht:  je banden en de ondergrond vervormen tijdens het fietsen.
Glad oppervlak (geen zand) en harde banden.

Slide 3 - Tekstslide

Voortstuwen en tegenwerken
De voorstuwende krachten zijn krachten die maken dat je vooruit komt. (spierkracht, motorkracht, zwaartekracht) 

Tegenwerkende krachten zorgen ervoor dat de beweging juist moeilijker gaat, of dat je afremt. Denk daarbij aan luchtwrijving, rolwrijving, zwaartekracht, andere wrijvingskrachten (onderdelen die langs elkaar bewegen)

Slide 4 - Tekstslide

Resultante/nettokracht
De nettokracht is het resultaat van alle krachten tesamen. Die krachten kunnen onder een hoek staan of in dezelfde richting.

Slide 5 - Tekstslide

Resultante/nettokracht
=> Nettokracht werkt in de bewegingsrichting


=> Nettokracht is 0 N


=> Nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in
filmpje van Meneer Wietsma, hij praat wel snel maar je kan dit filmpje wel pauzeren

Slide 6 - Tekstslide

Versnelde beweging
Als de voortstuwende kracht groter is dan alle tegenwerkende krachten samen, beweegt het voorwerp versneld.

De nettokracht werkt dan in de bewegingsrichting.

Slide 7 - Tekstslide

Eenparige beweging
Als de voortstuwende kracht even groot is als alle tegenwerkende krachten samen, verandert de snelheid niet.

De nettokracht is dan 0 N.

Beweegt het voorwerp al  dan beweegt het met dezelfde snelheid verder, staat het voorwerp stil dan blijft het stil staan.

Slide 8 - Tekstslide

Vertraagde beweging
Als de voortstuwende kracht kleiner is dan alle tegenwerkende krachten, beweegt het voorwerp vertraagd.

De nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in.

Slide 9 - Tekstslide

Maak de zin af: Hoe minder wrijving...
A
Hoe meer verzet.
B
Hoe meer kracht er nodig is om de trein achteruit te laten gaan.
C
Hoe minder kracht er nodig is om te stoppen.
D
Hoe minder kracht er nodig is om de trein vooruit te krijgen.

Slide 10 - Quizvraag

Een fietser rijd de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
A
Wordt groter
B
wordt kleiner
C
Blijft gelijk
D
wordt 0 N

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de
nettokracht?
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N

Slide 14 - Quizvraag

Wat is
de
nettokracht?
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent eenparig vertraagd?
Wat weet je dan van de nettokracht?
A
Dat betekent: sloom en traag. Van de nettokracht weet je niets
B
Dat de snelheid constant blijft, de nettokracht is nul
C
Dat de snelheid varieert, de nettokracht weet je niets van
D
Dat de snelheid constant afneemt, de nettokracht werkt tegen

Slide 16 - Quizvraag

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt een beweging vastleggen in een (v,t)-diagram.
  • Je kunt de soort beweging herkennen in een (v,t)-diagram.
  • Je kunt uitleggen wat versnelling en vertraging betekenen.
  • Je kunt de versnelling van een beweging berekenen.
  • Je kunt km/h omrekenen naar m/s, en omgekeerd.


Slide 18 - Tekstslide

Je kunt de soort beweging herkennen
in een (v,t)-diagram.
We kennen drie soorten bewegingen:
-eenparige beweging
          (snelheid is constant)
-eenparig versnelde beweging
          (snelheid neemt met gelijke stappen toe)
-eenparing vertraagde beweging
          (snelheid neemt met gelijke stappen af)

Slide 19 - Tekstslide

Eenparige beweging. Elke seconde wordt er evenveel afstand afgelegd.
(x,t)-diagram
(v,t)-diagram
Eenparige beweging.
De snelheid is constant.

Slide 20 - Tekstslide

Versnelde beweging. Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.
(x,t)-diagram
(v,t)-diagram
Eenparige versnelde beweging.
De snelheid neemt toe.

Slide 21 - Tekstslide

Vertraagde beweging. Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd.
(x,t)-diagram
(v,t)-diagram
Eenparige vertraagde beweging.
De snelheid neemt af.

Slide 22 - Tekstslide

Snelheid berekenen:



v - snelheid in m/s
x - plaats im m
t - tijd in s
v=ΔtΔx
Δx=xeind(x)begin
x
v
t

Slide 23 - Tekstslide

Versnelling 
Als er een gelijkmatige toename in snelheid is... b.v.
3 m/s, dan 6 m/s, dan 9 m/s
dan is de toename in snelheid 3 m/s elke seconde
DUS de versnelling is 3 m/s2

Slide 24 - Tekstslide

Versnelling berekenen:



a - versnelling in m/s2
t - tijd in s
v - snelheid in m/s
a=ΔtΔv
Δv=veindvbegin

Slide 25 - Tekstslide

Snelheid omrekenen
Snelheid is vaak in km/uur en moet naar m/s
m/s               km/uur
: 3,6
x 3,6

Slide 26 - Tekstslide

Afgelegde 
afstand bepalen

Je kan met de (v,t)-diagram 
de afstand bepalen

Afstand = oppervlakte onder de 
                     grafiek

Slide 27 - Tekstslide

Reken om... 30 km/h = ... m/s
A
8,3
B
30
C
108
D
300

Slide 28 - Quizvraag

Reken om... 30 m/s= ... km/h
A
8,3
B
30
C
108
D
300

Slide 29 - Quizvraag

Reken om... 500 km/h = ... m/s
A
139
B
500
C
1800
D
5000

Slide 30 - Quizvraag

Een hardloper versnelt van 1,5 m/s naar 2,3 m/s in 4 seconden. Bereken de versnelling.
A
0,2
B
0,4
C
0,6
D
3,2

Slide 31 - Quizvraag

Een drone met een versnelling van 3 m/s2 heeft voor 3,7 seconden versnelt. Als zijn beginsnelheid 4 m/s was, wat is dan zijn eindsnelheid?
A
7,1
B
8,3
C
11,1
D
15,1

Slide 32 - Quizvraag

4.3 Kracht, massa en versnelling

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen:
4.3.1 Je kunt het begrip traagheid uitleggen.
4.3.2 Je kunt berekeningen maken met de tweede wet van Newton: F = m ∙ a
4.3.3 Je kunt de remkracht op een voertuig berekenen door gebruik te maken van de vertraging.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Tweede wet van Newton
De tweede wet van Newton legt een verband tussen:
Resultante kracht , massa en versnelling
Fres=ma

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
In figuur 3 zie je een auto en een motor naast elkaar staan. De massa van de auto (inclusief de bestuurder) is 900 kg, die van de motor is 300 kg. Als de voorrangsweg vrij is, trekken de auto en de motor beide op. Op beide voertuigen werkt daarbij een resultante van 1,8 kN.
Bereken de versnelling van beide voertuigen.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide