In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
B8 Erfelijkheidsonderzoek blz. 134
Slide 1 - Tekstslide
leerdoel
Paragraaf 8 : Erfelijkheidsonderzoek
2.8.1 Je kunt situaties noemen waarin het verstandig is genetisch advies in te winnen
2.8.2 Je kunt methoden van prenataal onderzoek beschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Inleiding
De meeste kinderen worden gezond geboren. Helaas zijn er ook kinderen met een aangeboren ziekte of aangeboren afwijking. Sommige daarvan zijn erfelijk.
Slide 3 - Tekstslide
Genetisch advies
Erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de chromosomen van iemand.
Wat kan hij daaraan zien?
Of het DNA informatie heeft voor een erfelijke ziekte
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Drager
Sommige mensen zijn zelf niet ziek, maar kunnen wel een ziekte doorgeven.
Hoe kan dit?
Chromosomen hebben de erfelijke informatie voor een ziekte
Slide 6 - Tekstslide
Drager
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
B8: Erfelijkheidsonderzoek
Th3: Erfelijkheid
Erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de chromosomen
Slide 9 - Tekstslide
Prenataal onderzoek
Bij embryo’s en foetussen kan ook erfelijkheidsonderzoek worden gedaan. Hiermee kun je al vóór de geboorte van een kind ziekten en/of afwijkingen vinden.
echoscopie
NIPT (niet-invasieve prenatale test)
vlokkentest
vruchtwaterpunctie
Slide 10 - Tekstslide
Stelling: Het is goed dat je met prenataal onderzoek erachter kan komen of jouw ongeboren kind bijvoorbeeld het syndroom van down heeft.
Slide 11 - Open vraag
Echoscopie
Slide 12 - Tekstslide
Echoscopie
Echoscopie
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Nipt
Bloed van de moeder bevat een beetje DNA van de baby.
Dit wordt onderzocht op afwijkingen.
Vanaf de 11e week
Slide 15 - Tekstslide
NIPT test
Bloedafname bij moeder
- Grootste deel van bloed bevat DNA moeder
- Klein deel DNA baby
Door bloedonderzoek wordt het DNA van de baby onderzocht op chromosoomafwijkingen.
Mogelijk vanaf de 11 week van de zwangerschap.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Vlokkentest
Weefsel wordt uit de placenta gehaald en getest op afwijkingen in het dna.
taaislijmvliesziekte
geslachtsbepaling
Vanaf de 8e week
Slide 18 - Tekstslide
Vlokkentest
Er wordt weefsel uit de placenta gehaald.
De chromosomen van de cellen worden onderzocht.
VB taaislijmziekte
Slide 19 - Tekstslide
Bij een vlokkentest wordt weefsel uit de placenta weggehaald.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Vruchtwaterpunctie
16e week v.d. zwangerschap
Vanuit het vruchtwater worden cellen van het embryo gevangen om te onderzoeken
Slide 21 - Tekstslide
Vruchtwaterpunctie
Er wordt vruchtwater met cellen van het kind uit de baarmoeder gehaald.
De chromosomen van deze cellen worden onderzocht
Slide 22 - Tekstslide
Vlokkentest en vruchtwaterpunctie
Kans op miskraam is in beide gevallen groter en wordt dus alleen gedaan als er een medische reden is:
Uit de NIPT blijkt dat er een verhoogde kans is op een erfelijke ziekte
Vrouw heeft enkele malen een miskraam gehad
Erfelijke ziekte in familie
Slide 23 - Tekstslide
Hier zie je
A
de vlokkentest
B
postnataal onderzoek
C
vruchtwater-punctie
D
NIPT-test
Slide 24 - Quizvraag
Bij een vruchtwaterpunctie wordt weefsel uit de placenta weggehaald.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Erfelijkheidsonderzoek kan al voor de geboorte worden getest.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Bij welk erfelijkheidsonderzoek kun je het geslacht van het kind bepalen?
A
Alleen bij de echoscopie
B
Bij de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie
C
Bij de echoscopie en de NIPT test
D
Bij de echoscopie, de vlokkentest, de vruchtwaterpunctie en de NIPT- test
Slide 27 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een vorm van erfelijkheidsonderzoek.
Wat zie je?
A
een NIPT test
B
een vlokkentest
C
een vruchtwaterpunctie
D
Hier telt men bacteriën
Slide 28 - Quizvraag
Bij welk erfelijkheidsonderzoek kun je het erfelijk materiaal van het ongeboren kind NIET onderzoeken?
A
Echoscopie
B
Vruchtwaterpunctie
C
Vlokkentest
D
NIPT- test
Slide 29 - Quizvraag
Wanneer is iemand drager van een gen die een ziekte veroorzaakt?
timer
0:40
A
Als die persoon de ziekte heeft.
B
Als die persoon het gen voor de ziekte heeft, maar pas op latere leeftijd ziek wordt.
C
Als die persoon het gen voor de ziekte heeft, maar de ziekte niet tot uiting komt.
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Video
Slide 32 - Video
Wanneer ben je drager?
Wanneer je niet zelf ziek bent
Maar wel het gen bezit dat op 1 van de paren (23 paar chromosomen) ligt
Jouw kind kan van jou het gen van de ziekte krijgen en heeft daardoor een verhoogde kans.
Slide 33 - Tekstslide
Voorbeeld CF
Taaislijmziekte (CF) is een erfelijke ziekte en zorgt voor problemen met de vertering van voeding en (chronische) luchtweginfecties.