Jeugdjournaal: quiz (met LessonUp en wisbordjes)

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Jeugdjournaal: quiz

vrijdag 8 april

tot en met

maandag 11 april

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Programma

1)    Woorden noemen bij een video.

2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.

3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:

A)   Twee of meer woorden typen.

B)   Of één of meer zinnen typen.

C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

4)    Terugkijken naar de doelen.

Doelen

1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​

2) Je kunt bij één van de drie video's: 

A) twee of meer woorden typen, die je niet eerder zelf

     genoemd hebt;

B) of één of meer zinnen typen;

C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

​

Samenwerken

1)  Kies een voorzitter en een leerling die schrijft.

2)  Kijk naar de video.​

3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.

4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.

     Kies zelf het nummer.

5)  Praat samen over het woord.

6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Taken van de voorzitter

1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,

      die nog niet zo lang in de isk zit.​

2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de

      ​beurt een woord kunnen noemen. ​

3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Wat kan de voorzitter zeggen?

....  is aan de beurt.

…, jij bent aan de beurt.​​

…, wat denk jij?​

…, denk jij dat ook?​

...., ben je het ermee eens?

Wat kun je zeggen?

Ik denk dat ook.​

Ik ben het ermee eens.

Ik denk dat het niet goed is.​

Ik ben het er niet mee eens.

Doel: je kunt een passend woord noemen.

1) V__ maandag 11 april zijn er nieuwe regels over coronatesten. Als je een 2) p__ zelftest hebt, hoef je niet meer naar de 3) G__. Het is wel de bedoeling dat je een zelftest blijft doen als je 4)** k__ hebt. Helaas doen steeds 5) m__ kinderen een zelftest.

Doel: je kunt een passend woord noemen.

1) Vanaf maandag 11 april zijn er nieuwe regels over coronatesten. Als je een 2) positieve zelftest hebt, hoef je niet meer naar de 3) GGD. Het is wel de bedoeling dat je een zelftest blijft doen als je 4)** klachten hebt. Helaas doen steeds 5) minder kinderen een zelftest.

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Het voetbalteam Manchester United heeft met 1-0 van Everton 1) v__. Ronaldo kon zijn emoties daarna niet bedwingen. Hij heeft de 2) t__ uit de hand van een 3) f__ geslagen. Hij heeft zijn 4) e__ aangeboden. Hij heeft gezegd: 'Sorry voor mijn 5)** u__.'

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Het voetbalteam Manchester United heeft met 1-0 van Everton 1) verloren. Ronaldo kon zijn emoties daarna niet bedwingen. Hij heeft de 2) telefoon uit de hand van een 3) fan geslagen. Hij heeft zijn 4) excuses aangeboden. Hij heeft gezegd: 'Sorry voor mijn 5)** uitbarsting.'

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Het voetbalteam Manchester United heeft met 1-0 van Everton 1) verloren. Ronaldo kon zijn emoties daarna niet bedwingen. Hij heeft de 2) telefoon uit de hand van een 3) fan geslagen. Hij heeft zijn 4) excuses aangeboden. Hij heeft gezegd: 'Sorry voor mijn 5)** uitbarsting.'

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Het meisje is met haar familie 1) g__ uit Oekraïne.  Ze hebben zeventien 2)** p__ meegenomen. Ze wilden de honden niet 3) a__. Ze wonen nu bij een familie op een 4) b__. Die familie heeft zelf ook 9 honden. De 5) f__ kenden elkaar al een beetje.

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Het meisje is met haar familie 1) gevlucht uit Oekraïne.  Ze hebben zeventien 2)** poedels meegenomen. Ze wilden de honden niet 3) achterlaten. Ze wonen nu bij een familie op een 4) boerderij. Die familie heeft zelf ook 9 honden. De 5) families kenden elkaar al een beetje.

Vragen?

Heb je nog vragen?

Opdracht

Kies één van de video's.

Typ twee of meer woorden, die je niet eerder genoemd hebt.

Of typ één of meer zinnen.

Of typ een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.

1. Ik kan het een beetje.
2. Ik kan het goed.

Ik kan een bijdrage leveren, want ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.

1. ja
2. nee

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.

1. ja
2. nee