Mevrouw van Veen is een 58-jarige vrouw. Zij is opgenomen op de afdeling vanwege haar depressie waarbij zij wanen en suïcidale gedachten heeft. Mevrouw had haar leven altijd prima voor elkaar. Een gezin met twee dochters en zij en haar man werkten beiden. Ze woonden in een vrijstaand huis met een ruime tuin waar zij erg van genoot. Inmiddels zijn de dochters het huis uit en verhuisd naar een andere stad in het land.
Twee jaar geleden is meneer van Veen ten gevolge van een ongeval plotseling overleden. Sindsdien gaat het niet goed met mevrouw van Veen. Omdat mevrouw maar niet over het verlies van haar man kon komen gebruikt zij sinds een jaar antidepressiva. Deze medicatie lijkt niet echt te helpen. Mevrouw van Veen slaapt slecht en krijgt vreemde gedachten. Ze vertelt aan haar dochters dat ze niet naar de winkel wil gaan omdat ze het gevoel heeft dat daar allemaal mensen zijn die haar volgen. Vooral als ze dingen kiest die goed voor haar zijn, zeggen die mensen tegen haar dat ze het product niet moet meenemen. Langzamerhand blijft er niets meer over wat ze nog kan kopen en uit angst voor die mensen gaat ze maar helemaal niet meer naar de winkel. Ook de rommel in huis mag ze van bepaalde mensen niet opruimen zegt ze. Ze kan niet heel concreet aangeven wie die mensen zijn.
Hierdoor trekt ze zich steeds meer terug, en is erg op zichzelf. Ze gaat de deur niet meer uit en haar woning is een rommeltje en ook niet meer schoon. Overal ligt papier, vuil servies en stof. De laatste maanden deed ze zelfs de gordijnen niet meer open en haar tuin, waar ze zo dol op is, ligt er verwaarloosd bij.
Als haar dochters bij haar op bezoek zijn vragen ze zich af of mevrouw haar medicijnen wel goed inneemt. Ze zien overal doosjes medicijnen liggen en wanneer ze erover doorvragen geeft mevrouw aan dat ze niet langer wil leven en het haar toch allemaal niet meer kan schelen. De dochters zijn erg verdrietig en schakelen de huisarts in. Als die bij mevrouw komt schrikt zij. Mevrouw van Veen is erg vermagerd en traag in haar bewegingen. Ze geeft aan dat er geen hulp nodig is, ze gaat morgen wel schoonmaken en naar de winkel en haar dochters zeuren alleen maar dat ze beter voor zichzelf moet zorgen. Ze zijn gewoon overbezorgd dus niets om je wat van aan te trekken zegt ze. De huisarts vindt echter dat dit zo niet verder kan en besluit om mevrouw Van Veen op te laten nemen in een zorginstelling. Daarvoor wordt een psychiater ingeschakeld die dezelfde dag bij mevrouw op huisbezoek komt. Zij belt de psychiatrische zorginstelling waar gelukkig plaats vrij is en mevrouw kan worden opgenomen op de gesloten afdeling. Mevrouw vindt al het gedoe maar onzin, maar geeft aan dat ze wel vrijwillig wil worden opgenomen om de zorgen van haar dochters weg te nemen.
Mevrouw van Veen is inmiddels 3 dagen op de afdeling. Meestal zit ze in een stoel om zich heen te kijken, ook maakt ze gebruik van de binnentuin waar ze af en toe een rondje loopt. Mevrouw is nog steeds erg vlak en geeft nog steeds aan dat het haar allemaal niet kan schelen, omdat ze toch binnenkort komt te overlijden. Op de afdeling is het de bedoeling dat ze opnieuw wordt ingesteld op medicijnen en door het team wordt geobserveerd. Ook is het de bedoeling dat zij wat structuur krijgt en wordt een dagprogramma gemaakt. Een Tessarobot geeft aan mevrouw aan welke dag het is en wanneer de vaste momenten op de groep zijn. De komende dagen zal mevrouw ook naar activiteitentherapie gaan om weer een beetje ritme te krijgen. Ook dat zal straks door Tessa worden ondersteund.