Dorpskrant les 9: verzamelen voor dorpskrant


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant: Les 9
               VWO 2
            P2 2021-2022
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant: Les 9
               VWO 2
            P2 2021-2022

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige lessen
Je weet nu waar je op moet letten bij het schrijven.

Je kunt nu de regels toepassen voor:
  • bezitsvormen
  • meervoudsvormen
  • samenstellingen
  • verwijzingen
 
Je kunt nu: 
  • beeldspraak herkennen en benoemen
  • stijlfiguren herkennen en benoemen


Slide 2 - Tekstslide

Conclusie???
Je kent alle theorie en hebt daarmee geoefend.

Bijna tijd om te gaan schrijven!

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...

... heb je nagedacht over de inhoud van de Dorpskrant.
... weet je welke bewoners er in het dorp wonen.
... welke beroepen de bewoners uitoefenen.
... wat de bewoners meemaken.
... en in welke tekstvormen (met bijbehorende tekstdoelen) je hiervan verslag doet.

Ook hebben jullie de teksten aan het einde van deze les verdeeld, zodat iedere leerling weet welke tekst hij gaat uitschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Macy
Raha
Sara
Gabriël
Ruben
Julian
Stijn 
Vincent
Kshirin
Julie A.
Marcel
Angel
Felix
Gijs
Julie K
Lynn
Siep
Arvid
Tom
Tygo
Lara
Anna
Lotte
Dieke
Berat
KRANT

Slide 5 - Tekstslide

Macy
.


Gabriël

Julian

Kshirin

Marcel

Raha
.


Ruben
Stijn 

Julie A.
Angel
Sara
.


Felix

Vincent
Gijs
Julie K

Arvid
.


Siep

Tom

Berat
Lynn
Anna
.


Lara

Lotte

Dieke
Tygo
BOEK

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ga je te werk?
In deze les beantwoord je 6 keer onderstaande vragen. 
(Waarom 6 keer? Je krant moet 6 teksten bevatten.)
  • Wie is de dorpsbewoner
  • Welke beroep heeft hij/zij?
  • Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
  • In welke tekstvorm schrijf je hierover? (Tip: Kies een tekstvorm uit het  overzicht op slide 7.)
  • Wat is het bijbehorende tekstdoel? (Tip: Kijk weer in het overzicht.)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ga je te werk?
Voorbeeld
  • Wie is de dorpsbewoner? Priscilla de Nagel
  • Welke beroep heeft hij/zij? Eigenaresse van een nagelstudio 
  • Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?                  Er is ingebroken in haar nagelstudio 'Diamond Nails' en nu ....  
  • In welke tekstvorm schrijf je hierover? Nieuwsbericht
  • Wat is het bijbehorende tekstdoel? Informeren

Slide 8 - Tekstslide

Informeren en uitleg geven valt onder informeren--------------->

Dit heet opiniëren----->



Dit heet activeren------>

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!

Op de volgende slides volgen de vragen. 

De antwoorden op de vragen helpen je om je teksten uit te schrijven.



Slide 10 - Tekstslide

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 11 - Open vraag

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 12 - Open vraag

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 13 - Open vraag

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 14 - Open vraag

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 15 - Open vraag

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 16 - Open vraag

Teksten verdelen

Bepaal nu samen met degene met wie je samenwerkt wie welke teksten uitwerkt. 
(Let op: 3 teksten per leerling)

Slide 17 - Tekstslide

Check, check, dubbelcheck...

Heb je 6 dorpsbewoners bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 18 - Quizvraag

Check, check, dubbelcheck...

Heb je bij iedere dorpsbewoner een beroep bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 19 - Quizvraag

Check, check, dubbelcheck...

Heb je bij iedere dorpsbewoner bedacht wat hij meemaakt/wat er over hem/haar wordt geschreven?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 20 - Quizvraag

Check, check, dubbelcheck...

Heeft iedere tekst een ander tekstdoel?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.

Slide 21 - Quizvraag

Check, check, dubbelcheck...

Heeft iedere tekst een andere tekstvorm?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.

Slide 22 - Quizvraag

Check, check, dubbelcheck...

De teksten zijn verdeeld. Je weet welke teksten jij uitwerkt en welke teksten je groepsgenoot uitwerkt.
A
Ja? --> check!
B
Nee? Doe dit alsnog
C
Een beetje --> zorg dat het duidelijk is

Slide 23 - Quizvraag

Einde van de les!

Je hebt nu alle input (inhoud) voor de dorpskrant verzameld!
Volgende les start je met schrijven!

Slide 24 - Tekstslide