Operationeel inzetbaar les 4- Trainingsprincipes

Operationeel inzetbaar

Les 4- trainingsleer
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Operationeel inzetbaar

Les 4- trainingsleer

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud deze les
  • Terugblik les 3- Krachttraining
  • Wat is trainen
  • De trainingsprincipes
  1. Progressieve overload
  2. Herstel en Supercompensatie
  3. Specifiteit
  4. Reversibiliteit 

Slide 2 - Tekstslide

Bedenk twee voorbeelden van krachttraining met het eigen lichaamsgewicht en voer ze uit naast je stoel.

Slide 3 - Open vraag

Welk antwoord is juist?
A
Trainen van kracht uithoudingsvermogen doe je met het meest zware gewicht
B
Bodybuilders trainen vooral maximaal spierkracht
C
Bij vaste fitnessapparaten train je vooral spiercoördinatie
D
Voor het opbouwen van spiermassa maak je 6-12 herhalingen

Slide 4 - Quizvraag

Welk plaatje hoort bij welke trainingsmiddel?
Alternatieve materialen 
Vrije gewichten
Eigen lichaamsgewicht 
Apparaat
Alternatieve materialen

Slide 5 - Sleepvraag

Welke kracht trainingsmethodes ken je?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het optimaal aantal herhalingen voor spiermassa opbouw?
A
2-3
B
8-10
C
12-15
D
15>

Slide 7 - Quizvraag

Wat versta jij onder trainen?

Slide 8 - Woordweb

Wat is trainen?
Trainen is het regelmatig toedienen van een prikkel om je prestatie te verbeteren. 
Om meer spiermassa te krijgen, zou je 2-3 keer in de week aan krachttraining moeten doen. 

Slide 9 - Tekstslide

Vier componenten om je sportprestatie te verbeteren



  • Fysieke gesteldheid (kracht, snelheid, uithoudingsvermogen etc.) 
  • Techniek (effectief en efficiënt bewegingen maken)
  • Tactiek (strategie om je prestatie te verbeteren)  
  • Mentale gesteldheid.

Jouw prestatievermogen wordt bepaald door de wisselwerking tussen deze vier componenten. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke fysieke vaardigheid is het beste te trainen door een militair?
A
Snelheid
B
Spronghoogte
C
Uithoudingsvermogen
D
Coördinatie

Slide 11 - Quizvraag

CLUSK
CLUSK: Coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, snelheid, kracht

  • Deze basis (grondmotorische) vaardigheden heb je nodig om je algehele conditie te verbeteren. 
  • Vooral uithoudingsvermogen en kracht zijn goed trainbaar


Slide 12 - Tekstslide

De trainingsprincipes
De trainingsprincipes helpen je om gezond en effectief te trainen:
  • Je weet hoe je moet trainen
  • Hoe vaak moet je trainen
  • Waar en wanneer je het beste kan trainen
Conclusie: minder blessures en daardoor sneller vooruitgang. 



Slide 13 - Tekstslide

De trainingsprincipes
1. Progressieve overload 

2. Herstel en supercompensatie

3. Specifiteit

4. Reversibiliteit (omkeerbaar)

Slide 14 - Tekstslide

Progressieve overload

Slide 15 - Tekstslide

  • Na een (nieuwe) training/prikkel gaat het lichaam zich aanpassen
  • Lichaam raakt gewend aan de trainingsprikkel, je wordt sterker
  • Je zal dus steeds meer overload (grotere of andere prikkel) moeten toevoegen om je prestatie te vergroten.



Een maand geleden deed je een squat met 40 kilo dat was zwaar, nu zit je op 44 kilo.

Slide 16 - Tekstslide

Je hebt net getraind, wanneer raakt je lichaam getrainder?
A
Meteen na de training voel je dat al
B
Na de herstelfase (afhankelijk van de training, 24-48u)

Slide 17 - Quizvraag

Herstel en supercompensatie
Fase 1: Trainen
Fase 2: Rust en herstellen van de training
Fase 3: Supercompensatie, lichaam voldoende hersteld en is aangepast. 
Fase 4: Start nieuwe trainingsprikkel (voor daling beginniveau)

Slide 18 - Tekstslide

  • De hersteltijd is afhankelijk van de soort training, intensiteit en duur. 
Voor krachttraining staat bv. 24 tot 48u. 
Als je op maandag je borst traint, zou je in theorie op woensdag de volgende training voor de borst kunnen doen. 

  • Het effect van supercompensatie ontstaat pas tijdens de herstelfase, niet tijdens de training zelf. 
  • Supercompensatie vindt alleen plaats als er overload is gecreëerd. 

Slide 19 - Tekstslide

Specifiteit
'Train as you fight'

Slide 20 - Tekstslide

Specifiteit: de beweging of activiteit die je traint daar word je beter in. 
Wil je een marathon lopen, dan zal je toch echt moeten gaan 

Slide 21 - Tekstslide

Reversibiliteit
''Omkeerbaarheid''

  • Na een lange tijd van (actieve) rust/vakantie of blessureleed, zijn trainingen en dus je fysieke gesteldheid omkeerbaar. 

  • Als je stopt met trainen zak je weer terug in niveau. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Na langdurig blessureleed, welke motorische vaardigheid neemt als eerste af in niveau?
A
Kracht
B
Uithoudingsvermogen
C
Snelheid
D
Lenigheid

Slide 24 - Quizvraag

Uithoudingsvermogen en kracht zullen als eerste afnemen na een tijd van inactiviteit (rust of blessure)

Slide 25 - Tekstslide

Tom doet aan krachttraining. Hij traint op maandag en dinsdag altijd zijn borst. Welke trainingsprincipe past hij nu niet goed toe?
A
Herstel en supercompensatie
B
Reversibiliteit
C
Er is niks mis met zijn trainingsdagen
D
Train as you fight (specifiteit)

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht Teams
Invulopdracht les 4:
Vul de trainingsprincipe op de juiste plek in. 

Slide 27 - Tekstslide

Volgende les vervolg trainingsprincipes 

Lezen trainingsprincipes:
blz. 6 t/m 8

Slide 28 - Tekstslide