Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3. Germanen, Vikingen en monniken
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen les 1:
Je kunt uitleggen waarom mensen moesten verhuizen toen het klimaat veranderde.
Je kunt uitleggen hoe en waarom de Germanen het Romeinse Rijk binnenvielen en de macht overnamen.
Je kunt uitleggen hoe het leven in de tijd van monniken en ridders veranderde.
Slide 2 - Tekstslide
Sleep alle voorwerpen die met dit tijdvak te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.
Wat weet je nog van de basisschool?
Slide 3 - Sleepvraag
Het Romeinse Rijk is lastig te verdedigen
Het is te groot...
Slide 4 - Tekstslide
Volksverhuizingen
In Azië werd het klimaat kouder en kwam er minder voedsel.
Het volk van de Hunnen verhuisde daarom met zijn allen richting Europa.
De Hunnen waren erg sterk en konden de Germaanse volken in Europa verjagen.
We noemen dit de Volksverhuizingen: iedereen probeerde een veilige plek te vinden voor hun volk.
De meest veilige plek was het Romeinse Rijk....
Slide 5 - Tekstslide
Splitsen!
Om besturen en verdedigen makkelijker te maken wordt het Romeinse Rijk in tweeën gesplitst (395):
Eén keizer in het westen + hulpkeizer. West-Romeins Rijk met als hoofdstad > Rome.
Eén keizer in het oosten + hulpkeizer. Oost-Romeins Rijk met als hoofdstad > Constantinopel.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Het West-Romeinse Rijk valt
476
Germaanse volken vallen het Rijk binnen en plunderen de rijkdommen.
Romeinse aanvoerders hebben steeds minder te zeggen, en in 476 wordt zelfs een niet-Romein, keizer.
Historici zien dit als het einde van het West-Romeinse Rijk.
Slide 8 - Tekstslide
Het West-Romeinse Rijk
taal: Latijn
Hoofdstad: Rome
vaak strijd om de macht in Rome.
eindigt: 476 n.Chr
Het Oost-Romeinse Rijk
taal: Grieks
hoofdstad: Constantinopel
eindigt: 1453 n.Chr. (Byzantijnse Rijk)
Slide 9 - Tekstslide
➤Welk begrip past bij deze omschrijving:
Grote verplaatsing van Germaanse stammen vanuit Noord- en Oost-Europa naar het Zuiden en het Westen.
A
Limes
B
Romanisering
C
Staatsgodsdienst
D
Volksverhuizing
Slide 10 - Quizvraag
Wat hadden de Hunnen en de Grote Volksverhuizing met elkaar te maken? Kies het juiste antwoord.
A
Overal waar de Hunnen kwamen, werden de volken die daar woonden bang en vluchtten. Omdat veel volken op de vlucht waren, wordt dit de Grote Volksverhuizing genoemd.
B
De Hunnen hadden geen vaste woonplaatsen en moesten dus steeds verhuizen. De Hunnen waren een volk, en als een volk steeds verhuist, is er dus een volksverhuizing.
C
Niets. Veel volken verhuisden, maar de Hunnen niet. De Germanen en Vandalen waren de volken die verhuisden.
D
De leider van de Hunnen was Atila en hij had voorspeld dat er ooit een grote verhuizing van volken zou zijn.
Slide 11 - Quizvraag
Op dit schilderij zie je hoe Rome wordt geplunderd. Sommige mannen klimmen zelfs op de tempeldaken om er het goud af te schrapen! De man op het zwarte paard is de leider van de plunderaars.
Past de volgende zin bij de man op het paard? Hij is een Vandaal.
A
Wel
B
Niet
Slide 12 - Quizvraag
Rond het jaar 500:
• Eenheid valt weg: er zijn veel kleine volkjes, veel oorlog
• Schriftcultuur valt weg: er wordt bijna niets meer opgeschreven
• Handelsroutes verdwijnen: het Romeinse leger zorgde voor veiligheid. Grote steden verdwijnen...
• Geldeconomie verdwijnt: de ruilhandel komt terug
Slide 13 - Tekstslide
➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken.
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.
Slide 14 - Sleepvraag
Leerdoelen les 2:
Je kunt vertellen hoe het leven op een landgoed was.
Je kunt uitleggen waarom de kerk zo machtig was.
Je kent de belangrijkste taken van monniken.
Je kunt uitleggen waarom de bevolking na 700 groeide.
Je kunt uitleggen waarom de Vikingen op rooftocht gingen in Europa.
Slide 15 - Tekstslide
Wat denk je dat het belangrijkste beroep was in de Tijd van Monniken en Ridders?
Slide 16 - Open vraag
Horigen
Bijna iedereen was boer in de Tijd van Monniken en Ridders
Het was erg gevaarlijk door oorlog, rooftochten en andere ellende
Veel boeren zochten daarom bescherming bij ridders (heren)
In ruil voor bescherming gaf de boer zijn vrijheid op: hij werd horige van de heer.
Op het landgoed van de heer werd alles door de horigen gemaakt.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wie woonde waar op het domein?
Slide 21 - Sleepvraag
Maak de juiste combinaties
Krijgen bescherming van de heer
Het systeem van heren en horigen op een domein
het grootste huis
de eigenaar van een domein
de grond en boerderijen van de heer
het domein
het hofstelsel
Het huis van de heer
de heer
horigen
Slide 22 - Sleepvraag
De hulp van God
Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar en mensen begrepen nog niet veel van de wereld.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
De mensen die voor de kerk werkten, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...
Slide 23 - Tekstslide
Clovis
Clovis was een Frankische koning
Hij was een heiden: iemand die geen christen was.
Steun van de kerk was handig: geestelijken konden schrijven en dus je met van alles helpen en aan de gelovigen vertellen dat die moesten doen wat de koning zei.
Clovis besloot daarom christen te worden: hij kreeg nu steun van de kerk.
Slide 24 - Tekstslide
Paleizen...
Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes.
De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.
De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en woonden in enorme paleizen, vol luxe.
Slide 25 - Tekstslide
...en kloosters
Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.
Priesters woonden bij de kerk waar ze werkten
Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters vaak wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.
Dit is het klooster van Fontevraud in Frankrijk. Het werd een erg rijk klooster omdat het gesteund werd door koningen.
Slide 26 - Tekstslide
Leven in een klooster
In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.
Ze verzorgden ook het onderwijs in een gebied
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Hier is de slaapzaal. Alle monniken slapen in dezelfde ruimte. Monniken en nonnen leefden gescheiden. Men geloofde dat je kuis moest leven.
Om het klooster staat een kloostermuur. De muur beschermt de monniken tegen rovers en wilde dieren.
Dit is de landbouwgrond. De monniken verbouwen daar gewassen. Het kon ook zijn dat horigen daar herendiensten verrichten.
Dit is de kerk. Dit is het belangrijkste gebouw van het klooster. Hier bidden de monniken.
Dit is de eetzaal. Hier eten de monniken samen. Tijdens het eten leest één van de monniken voor uit de Bijbel.
Dit is de kloostergang. Alle gebouwen in het klooster worden verbonden door een kloostergang. Deze heeft een dak, zodat de monniken niet nat worden als het regent. De monniken gebruiken de kloostergang ook om te lezen en te bidden.
Dit is de kruidentuin. De monniken kweken zelf kruiden om te koken en om mensen beter te maken. Ze maken van sommige kruiden zalf, thee of olie. De monniken weten precies welk kruid zij nodig hebben.
In de ziekenboeg zorgen de monniken ook voor de zieken. Alleen zij kunnen medische boeken lezen en hebben ervaring met het verzorgen van zieken.
In het scriptorium (schrijfzaal) schreven monniken boeken over. Doordat er geen drukpers was moest dit met de hand. Een monik kon jaren doen over één boek.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel (bescherming) te verlenen. Soldaten mochten de kerk niet in om iemand er uit te halen. In de kerk mocht niet gevochten worden. Dit recht geldt nog steeds.
De kerkasiel, de kerk stond altijd voor iedereen open. Kerkasiel werd in de 6e eeuw ontwikkeld door bisschop Gregorius van Tours. Dit betekende dat kerken het recht hadden voortvluchtigen asiel te verlenen. Onder andere in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw beriepen kerken in Nederland zich op dit kerkasiel. In de jaren tachtig nam de stroom vluchtelingen als gevolg van oorlogsgeweld toe en ontstond er een dringendere behoefte aan beter geregelde opvang voor asielzoekers. Ook de Nederlandse kerken wilden hieraan een steentje bijdragen.
Slide 29 - Tekstslide
In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven.
Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.
Slide 30 - Tekstslide
In de 10e eeuw wordt het weer beter en groeit de bevolking...er is meer grond nodig voor voedsel.
Boeren maken bos geschikt voor landbouw zoals hier in Drenthe en Groningen (plaatje is Damsterdiep).
Slide 31 - Tekstslide
Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000
Drieslagstelsel: er kan meer grond worden gebruikt
IJzeren ploeg: de grond kan dieper geploegd worden en wordt daardoor vruchtbaarder
Halsjuk: paarden kunnen zwaardere lasten trekken en dus beter en langer ploegen
Slide 32 - Tekstslide
Het drieslagstelsel
Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder werd.
Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).
Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger.
Ineens was er veel meer voedsel beschikbaar!
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Waarom ontginning?
Waarom het drieslagstelsel?
Waarom nieuwe werktuigen?
Zo kwam er meer landbouwgrond beschikbaar, en dus meer voedsel.
Door een deel niet te gebruiken, kreeg dat rust en kon er later meer groeien
Door de ijzeren ploeg ging het werk sneller, daardoor kon een groter gebied bewerkt worden.
Slide 35 - Sleepvraag
Wat bleef hetzelfde en wat er veranderde er na het jaar 1000?
Continuïteit
Verandering
Gebruik ijzeren ploeg
Gebruik drieslagstelsel
Geloof speelt belangrijke rol
Standen-maatschappij
Bevolking groeit
Ontginnen woeste grond
Meeste mensen werken in landbouw
Gebruik van
het halsjuk
Slide 36 - Sleepvraag
Nieuwe probleem!
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Waar komen Vikingen vandaan
De Vikingen waren een Germaans volk.
Ze kwamen uit Scandinavië: Noorwegen, Denemarken, Finland en Zweden.
In de periode 800-1000 gingen ze op rooftocht naar West-Europa
Slide 39 - Tekstslide
'vik' betekent zoiets als fjord
De vikingen in Noorwegen woonden bij fjorden.
Slide 40 - Tekstslide
Waarom?
Weten we nog steeds niet zeker => weinig bronnen van de Vikingen.
Twee verklaringen:
Bevolkingsgroei => onvoldoende landbouwgrond => op zoek naar nieuw land
Geloof: alléén dappere mensen zouden naar de Walhalla (hemel) gaan (dus oorlog nodig om dapper te kunnen zijn).
Slide 41 - Tekstslide
Handel en rooftochten
Vikingen deden aan handel met volken in het Oostzee gebied.
In West-Europa eerst vooral rooftochten met veel geweld. Later ook hier handel.
Slide 42 - Tekstslide
Schepen
Snelle schepen = De Drakar
De goede rivieren in West-Europa zorgden dat de Vikingen diep het land in konden varen.
Slide 43 - Tekstslide
Leif Eriksson
Leif Eriksson was een IJslandse ontdekkingsreiziger die wordt beschouwd als de eerste Europeaan die, bijna 500 jaar eerder dan Christoffel Columbus, voet zette op Noord-Amerikaanse grond en noemde het Vinland.
Slide 44 - Tekstslide
In welke eeuwen waren de Vikingen actief in Europa?