Herhalen Verhoudingstabel en Formules van grafieken
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Is dit een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quizvraag
De grafiek bij een lineaire formule is een ...
A
Puntenwolk
B
Cirkel
C
Rechte lijn
D
Vloeiende kromme
Slide 3 - Quizvraag
De beginwaarde bij de formule
aantal x 5 + 15 = bedrag is ...
aantal x 5 + 15 = bedrag is ...
A
5
B
15
Slide 4 - Quizvraag
Stijgt of daalt de grafiek bij de formule
280 - tijd x 6 = hoogte?
Hoe zie je dat aan de formule?
280 - tijd x 6 = hoogte?
Hoe zie je dat aan de formule?
Slide 5 - Open vraag
Wat is dit voor een grafiek?
A
stijgend
B
dalend
C
constant
Slide 6 - Quizvraag
Als telkens een getal ergens bij opgeteld wordt in een formule, is de grafiek dan stijgend of dalend?
A
Stijgend
B
Dalend
Slide 7 - Quizvraag
De woorden uit de bovenste rij van de tabel zet je bij ....
A
aan de horizontale as
B
aan de verticale as
Slide 8 - Quizvraag
Gegeven is de formule verbruik x 0,20 + 30 = bedrag.
Hoeveel is het bedrag als het verbruik 10 is?
Hoeveel is het bedrag als het verbruik 10 is?
A
30
B
32
C
34
D
36
Slide 9 - Quizvraag
Een bezoek aan een pretpark kost geld. De entreeprijs is €15,- en elke attractie kost €2,50. Welke formule hoort bij dit verhaaltje?
A
aantal x 2,50 + 15 = bedrag
B
aantal x 2,50 - 15 = bedrag
C
aantal + 15 x 2,50 = bedrag
D
aantal - 15 x 2,50 = bedrag
Slide 10 - Quizvraag
Gegeven is de formule verbruik x 0,20 + 30 = bedrag.
Hoeveel is het bedrag als het verbruik 50 is?
Hoeveel is het bedrag als het verbruik 50 is?
A
30
B
36
C
40
D
46
Slide 11 - Quizvraag
Gegeven is de formule aantal x 5 + 15 = bedrag. Met hoeveel stijgt de grafiek per stap?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de beginwaarde?
A
0
B
20
C
30
D
40
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel stijgt de grafiek per 1 horizontale stap?
A
0,5
B
5,5
C
10
D
20
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Hoeveel cupcakes kun je maken
met 6 eieren?
met 6 eieren?
Slide 16 - Open vraag
Welke tabellen zijn verhoudingstabellen?
A
tabel 1 en 3
B
tabel 2 en 3
C
tabel 2, 3 en 4
D
tabel 2 en 4
Slide 17 - Quizvraag
In een klas zijn 18 van de 25 leerlingen. jongens. Hoeveel procent is dat? Los op met een verhoudingstabel.
Slide 18 - Open vraag
Van 300 brugklassers kan 24% tennissen. Hoeveel brugklassers zijn dat? Los op met een verhoudingstabel.
Slide 19 - Open vraag
Welk getal hoort op de plek van B?
Slide 20 - Open vraag
De auto is op schaal 1:100 weergegeven. Hoeveel meter is de auto in het echt als deze auto 4 cm op schaal is?
A
4000 cm
B
400 cm
C
40 meter
D
4 meter
Slide 21 - Quizvraag
In de tekening is de vlo 15 keer zo groot getekend. Wat is de schaal?
A
1 : 15
B
15 : 1
C
1 : 225
D
225 : 1
Slide 22 - Quizvraag
Op de poster is het lieveheersbeestje 45 cm groot.
In werkelijkheid is hij maar 0,5 cm groot.
Wat wordt dan de
schaal?
In werkelijkheid is hij maar 0,5 cm groot.
Wat wordt dan de
schaal?
A
45 : 0,5
B
0,5 : 45
C
90 : 1
D
1 : 90
