H6 Woordformules oefenen

Voor vandaag:
  • Samenvatting van H6 maken ( quiz)
  • uitleg per §
  • Zelfstandig aan je opdrachten werken
  • Afronden
  • toets H6/ H7 op 31 januari
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voor vandaag:
  • Samenvatting van H6 maken ( quiz)
  • uitleg per §
  • Zelfstandig aan je opdrachten werken
  • Afronden
  • toets H6/ H7 op 31 januari

Slide 1 - Tekstslide

H6 Woordformules

Slide 2 - Woordweb

In de formule
12 x tijd + 100 = inhoud
is 100 ...
A
toename
B
beginwaarde
C
start
D
nulgetal

Slide 3 - Quizvraag

In de formule
12 x tijd + 100 = inhoud
is 12 ...
A
toename
B
beginwaarde
C
start
D
stijging

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de beginwaarde?
A
1
B
25
C
600
D
0

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de stijging per week?
A
1
B
25
C
600
D
0

Slide 6 - Quizvraag

De formule die hoort bij deze tabel is?
prijs
A
600 + prijs x 25 = tijd
B
25 + prijs x 600 = tijd
C
600 + tijd x 25 =prijs
D
25 + tijd x 600 = prijs

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel moet je
per stuk betalen?
A
5
B
2
C
2,5
D
3,5

Slide 8 - Quizvraag

De formule die hoort bij deze tabel is:
A
aantal x 5 = bedrag
B
aantal x 2,5 + 5= bedrag
C
bedrag x 2,5 = aantal
D
aantal x 2,5 = bedrag

Slide 9 - Quizvraag

Deze tabel is een verhoudingstabel
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel moet je
per stuk betalen?
A
3
B
4
C
2
D
8

Slide 11 - Quizvraag

Formule is....
A
aantal x 4 = bedrag
B
aantal x 2 + 3 = bedrag
C
aantal x 4 + 3 = bedrag
D
bedrag x 2 + 3 = aantal

Slide 12 - Quizvraag

Deze tabel ....
A
is een verhoudingstabel
B
hoort bij een lineair verband
C
hoort bij een dalende grafiek
D
hoort niet bij een lineair verband

Slide 13 - Quizvraag

In de formule 40 - weken x 3= kosten
is 3 de beginwaarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

40 - weken x 3 = kosten
Bij deze formule hoort een...
A
stijgende grafiek
B
dalende grafiek

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de toename in deze grafiek?
A
0
B
5
C
10
D
20

Slide 16 - Quizvraag

De grafiek die hoort bij deze formule is...
5 x b + 25 = w

A
stijgende kromme lijn
B
dalende rechte lijn
C
dalende kromme lijn
D
stijgende rechte lijn

Slide 17 - Quizvraag

Wat is beginhoeveelheid?
A
60
B
20
C
40
D
1

Slide 18 - Quizvraag

In de formule 3 x w + 50 = k
3 is de beginhoeveelheid
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Welke formule horen bij
deze twee grafieken?

Slide 20 - Open vraag

leerdoelen
Grafiek tekenen bij een tabel 
Van beschrijving (tekst of plaatje) naar formule
Grafieken bij formules
Lineaire formules
Formules opstellen bij grafieken
Vergelijken met grafieken

Slide 21 - Tekstslide

doe mee
om te ontdekken of je je genoeg hebt voorbereid 

Slide 22 - Tekstslide

Het maken van een woordformule.
Een taxichauffeur vraagt 5 euro voorrijkosten. 
Daarna kost een ritje 2 euro per km.



Welke woordformule kan je bij deze beschrijving maken om uit te rekenen hoeveel een onbekend aantal km kost bij deze chauffeur?

Slide 23 - Tekstslide

schrijf je formule op bij

Een taxichauffeur vraagt 5 euro voorrijkosten.
Daarna kost een ritje 2 euro per km. Met welke formule kun je de totale kosten berekenen?

Slide 24 - Open vraag

Dit is een ....
A
grafiek
B
tabel
C
formule

Slide 25 - Quizvraag

ik kan bij een tabel een grafiek tekenen

A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Waar moet je op letten bij het tekenen
van een grafiek bij een tabel?

Slide 27 - Woordweb

Als ik bij deze grafiek
een tabel wil maken,
dan zie je....
A
bovenin de tabel staan de uren
B
onderin de tabel staat inhoud
C
onderin de tabel staat inhoud
D
bovenin de tabel staat tijd

Slide 28 - Quizvraag

tijd in uren
0
25
inhoud in liter

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

ik kan een formule bij een tabel maken
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 31 - Quizvraag

maak een formule bij deze tabel

Slide 32 - Open vraag

Probeer nu zelf weer eens?
Welke formule kun je maken bij deze grafiek?

Slide 33 - Tekstslide

welke formule hoort bij deze grafiek?

Slide 34 - Open vraag

ik kan een formule bij een grafiek maken
A
ja, volgens mij wel
B
soms, gaat niet altijd goed
C
nee, ik heb geen idee

Slide 35 - Quizvraag

Stel de formule op
1. Waar start de grafiek? 
2. Stijgt of daalt hij?
3. Lees roosterpunten af en maak tabel
4. Hoe groot is de stap?
5. Stel de formule op

Slide 36 - Tekstslide

Stel de formule op
1. Waar start de grafiek?  4
2. Stijgt of daalt hij? stijgt
3. Lees roosterpunten af en maak tabel
 (0,4) (2,8) (4,12)





4. Hoeveel neemt het bedrag toe per uur? 2
5. Stel de formule op: 4 + 2 x tijd = bedrag
tijd in uren
0
2
4
bedrag in E
4
8
12

Slide 37 - Tekstslide

Welke grafieken zijn lineair?
A
1, 2
B
2, 3, 4
C
1, 4
D
allemaal

Slide 38 - Quizvraag

welke formule is niet lineair?
A
bedrag = 1 + 3 x tijd
B
hoogte = 10 - tijd x 4
C
hoogte = 10 - tijd x tijd
D
bedrag = 3 x tijd

Slide 39 - Quizvraag

Welke woordformule past bij deze grafiek?

Slide 40 - Open vraag

Je ziet hier 3 tabellen waar je
een grafiek van zou kunnen
maken.
Welke grafieken zijn lineair?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3

Slide 41 - Quizvraag

Wanneer kan je het beste 2 grafieken in 1 assenstelsel tekenen?
A
Omdat het er leuker uitziet.
B
Om dingen te vergelijken
C
Om ruimte te besparen.

Slide 42 - Quizvraag

 Aan de slag ... 
  • Test jezelf
  • Oefenproefwerk H6
  • samenvatting maken

Slide 43 - Tekstslide

Fijne dag!

Slide 44 - Tekstslide