2.1 Stoffen in huis

Vandaag
  • Terugblik op vorige week
  • 2.1 Stoffen in huis
  • Opdracht stoffen herkennen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Terugblik op vorige week
  • 2.1 Stoffen in huis
  • Opdracht stoffen herkennen

Slide 1 - Tekstslide

De natuurwetenschappen
  • Natuurkunde, scheikunde en biologie
  • Biologie bestudeert de levende natuur
  • Natuurkunde en scheikunde bestuderen de niet-levende natuur
  • Natuurkunde bestudeert tijdelijke veranderingen en scheikunde permanente veranderingen

Slide 2 - Tekstslide

De lengte van jullie supercoole docent natuurkunde is 1,76 meter. Wat is de eenheid in deze zin?
A
Docent
B
1,76
C
lengte
D
meter

Slide 3 - Quizvraag

Op de Duitse Autobahn geldt er op veel plekken geen maximum snelheid. Je kan daar dus ook 200 km/uur rijden. Wat is in deze zinnen de grootheid?
A
Autobahn
B
Snelheid
C
200
D
km/uur

Slide 4 - Quizvraag

Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten: bijv. lengte, massa, snelheid, tijd, afstand, etc.

Elke grootheid heeft zijn eigen eenheid. Een eenheid is de maat waarin je iets uitdrukt: meter, kg, m/s, s, m, etc. 

De eenheid geeft het getal betekenis: 1,76 m is héél wat anders dan 1,76 km
Het getal zelf is de meetwaarde.


Slide 5 - Tekstslide

2.1 Stoffen in huis
  • Je kunt 4 stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen
  • Je kunt stoffen herkennen
  • Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven

Slide 6 - Tekstslide

Overal stoffen
Van suiker tot aan wasmiddel tot aan paracetamol; overal in huis kun je stoffen vinden. Sommige schadelijker dan anderen

Sommigen lijken op elkaar: water, wasbenzine en alcohol zijn allemaal kleurloze doorzichtige vloeistoffen...

Hoe houd je ze uit elkaar?

Slide 7 - Tekstslide

4 Stofeigenschappen
  1. Geur: wasbenzine en alcohol ruiken héél anders dan water 
  2. Kleur: koper, goud en lood hebben andere kleuren
  3. Smaak: als je zout ipv suiker gebruikt zijn je koekjes meteen minder lekker...
  4. Brandbaarheid: de openhaard laten branden gaat iets beter met hout dan met bakstenen

PAS OP: ruiken aan een chemische stof kan gevaarlijk zijn.. Daarom altijd wuiven! Proeven is in een laboratorium (en in de klas) altijd verboden

Slide 8 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om te weten met welke stoffen je werkt en wat hun eigenschappen zijn?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Veiligheid
Sommige stoffen (ook in huis) kunnen gevaarlijk zijn als je ze:
  • inslikt
  • inademt
  • in je ogen, op je huid of op je kleren krijgt
  • in de buurt van vuur houdt
  • mengt met een andere stof

Slide 12 - Tekstslide

Gevarensymbolen
  • Verpakkingen van gevaarlijke stoffen bevatten waarschuwingen
  • Daarnaast worden de gevaren ook aangegeven met gevarensymbolen 
  • Makkelijk te zien wat de gevaren zijn!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Nu weten we welke mogelijke gevaren er zijn, maar hoe kunnen we dan veilig werken met de stof??

Slide 15 - Tekstslide

H- en P-zinnen
H-zinnen: geven aan voor welk gevaar je moet oppassen (Hazard)

P-zinnen: geven aan welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen                   ddddddd(Precaution)

Slide 16 - Tekstslide

Maar misschien wel het belangrijkste: denk na en gebruik je gezond verstand

Slide 17 - Tekstslide

Proef 1: stoffen van elkaar onderscheiden (blz. 64)
  • Reageerbuisjes met verschillende stoffen
  • Je mag kijken en ruiken met de dop er af, maar NIET proeven of de stof uit de reageerbuis halen
  • Vul de tabel op blz. 64 zo gedetailleerd mogelijk in

Doel van de proef: je leert om stoffen van elkaar te onderscheiden op basis van hun stofeigenschappen

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opgave 1 t/m 6 (blz. 38-39)

Slide 19 - Tekstslide