Présent: rijtje uit je hoofd leren ( ik
word)
Passé composé: être + devenu ( ik ben geworden)
Imparfait: deven + uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient (ikwerd)
Futur simple: deviendr + uitgangen ai, as, a, ons, ez, ont ( ik zal worden)
Conditionnel : deviendr + uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient (ik zou worden)