H6.1 | Frankrijk voor de revolutie

H6.1 | Frankrijk voor de revolutie

Opdrachten 3 t/m 6
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6.1 | Frankrijk voor de revolutie

Opdrachten 3 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

H6.1 | Wat gaan we doen?
Filmpje over de 'standensamenleving'
nakijken opdrachten 3 t/m 6

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opdracht 3
a.
Wat is een standensamenleving?
  • Een samenleving die verdeeld is in groepen met eigen taken en verschillende rechten.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3
b.
Vul het schema over de standensamenleving in Frankrijk in.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3
c.
Wat was de grootste groep binnen de derde stand?
  • De boeren.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4
a.
Wat is een voorrecht?
A Een recht dat iedereen heeft.
B Een recht dat niet iedereen heeft.
C Het betalen van belastingen aan de koning.
D Het betalen van pacht aan de heer.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Welke voorrechten hadden de drie standen?
  • Eerste stand:  
  • Tweede stand:  
  • Derde stand:  

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Welke voorrechten hadden de drie standen?
  • Eerste stand: geen belasting betalen en eigen rechtspraak.
  • Tweede stand: geen belasting betalen en eigen rechtspraak.
  • Derde stand: geen voorrechten.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Onderstreep in de leertekst ‘Onvrede’ twee redenen waarom mensen ontevreden
waren over de belastingen. Onderstreep twee zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Wat was het gevolg van de hoge belastingen voor arme mensen in de steden?
  • Zij hadden te weinig geld om voedsel te kopen en leden honger.
c.
Wat vonden rijke burgers oneerlijk?
  • Dat zij wel belastingen betaalden, maar niet mee mochten besturen.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 6
a.
Wat past bij absolute macht?
  • A De burgers die belasting betalen, hebben alle macht.
  • B De eerste stand heeft alle macht.
  • C De tweede stand heeft alle macht.
  • D De koning heeft alle macht.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 6
b. Waarop hadden veel burgers en boeren aan het einde van de 18e eeuw kritiek? Drie antwoorden zijn goed.
  • A Dat de eerste en tweede stand geen belasting betaalden.
  • B Dat de derde stand het land alleen bestuurde.
  • C Dat de koning het land alleen bestuurde.
  • D Dat de mensen die belasting betaalden, de macht hadden.
  • E Op de hoge belastingen op voedsel.
  • F Op de voorrechten van de tweede en derde stand.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
H6.1 | Frankrijk voor de revolutie
maken opdrachten 7, 9 + 10

Slide 14 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Nakijken van de gemaakte opdrachten 7, 9 + 10
  • Filmpje over de 'Franse Revolutie'.
  • Opschrijven huiswerk in je agenda.
PWW: H6.1, 6.2 en 6.4

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 7
a. 
Vul de juiste woorden in. Kies uit: belastingen • geld • macht • standen •
volksvertegenwoordiging. Twee woorden blijven over.
Koning Lodewijk had vlak voor 1789 bijna geen ...........meer,
maar het was bijna onmogelijk om te zorgen voor meer inkomsten uit .............. De ................moesten de koning helpen om dit probleem op te lossen.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 7
a. 
Vul de juiste woorden in. Kies uit: belastingen • geld • macht • standen •
volksvertegenwoordiging. Twee woorden blijven over.
Koning Lodewijk had vlak voor 1789 bijna geen geld meer, maar het was bijna onmogelijk om te zorgen voor meer inkomsten uit belastingen De  standen moesten de koning helpen om dit probleem op te lossen.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 7
b. 
Welke mening past bij de eerste en tweede stand en welke bij de derde stand?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
In mei 1789 kwamen vertegenwoordigers van de drie standen bijeen om te
vergaderen.
Hoeveel procent van de bevolking vertegenwoordigden zij? Kies uit: 2% • 98%.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 8
b. 
Gebruik het schema bij vraag a. Waarom vonden de vertegenwoordigers van de derde stand dat zij de echte vertegenwoordigers van het volk waren?
  • De meeste mensen (98% van de bevolking) hoorden bij de derde stand. De vertegenwoordigers van de derde stand spraken dus namens bijna alle Fransen.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Maak de tekst kloppend.
In juli 1789 verloor de Franse adel / koning de absolute macht. Voortaan lag de macht bij de vergadering van de drie standen / volksvertegenwoordiging. Daarin zaten vertegenwoordigers van alle burgers / standen. Deze verandering is het begin van de Franse Revolutie. De Franse Revolutie begon dus met een geleidelijke / plotselinge verandering op cultureel / economisch / politiek / sociaal gebied.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Maak de tekst kloppend.
In juli 1789 verloor de Franse adel / koning de absolute macht. Voortaan lag de macht bij de vergadering van de drie standen / volksvertegenwoordiging. Daarin zaten vertegenwoordigers van alle burgers / standen. Deze verandering is het begin van de Franse Revolutie. De Franse Revolutie begon dus met een geleidelijke / plotselinge verandering op cultureel / economisch / politiek / sociaal gebied.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Tijdens de Franse Revolutie kregen mensen andere ideeën over het bestuur. Welk ander idee over het bestuur hadden de vertegenwoordigers van de derde stand in 1789?
A De drie standen moeten samen besturen.
B De koning moet afgezet worden.
C De macht moet in handen zijn van het volk.
D Het absolutisme is de beste manier van besturen.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Tijdens de Franse Revolutie kregen mensen andere ideeën over het bestuur. Welk ander idee over het bestuur hadden de vertegenwoordigers van de derde stand in 1789?
A De drie standen moeten samen besturen.
B De koning moet afgezet worden.
C De macht moet in handen zijn van het volk.
D Het absolutisme is de beste manier van besturen.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 9
c. 
Om welke reden wordt de bestorming van de Bastille vaak gezien als het begin van de Franse Revolutie?
  • Na de bestorming van de Bastille was het duidelijk dat de koning voorlopig de macht van de volksvertegenwoordiging accepteerde.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 10

a.
Zet in het schema op de juiste plek: adel • burgers en boeren •geestelijkheid.
Kleur de twee standen die voorrechten hadden, rood.
• Ik kan uitleggen wat een standensamenleving is en de drie standen beschrijven.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Opdracht 10
c.
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A De drie standen worden bijeengeroepen om te vergaderen.
B De koning accepteert het nieuwe bestuur.
C De standen krijgen ruzie tijdens de vergadering.
D Frankrijk heeft grote schulden.
E Honderden mensen bestormen de Bastille in Parijs.
  • De juiste volgorde is: D, A, C, E, B.
• Ik kan beschrijven hoe de Franse Revolutie begon.

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
H6.2 | De Franse Revolutie
Lezen: blz. 130-138
Maken: opdrachten 3 t/m 8

H6.2 | De Franse Revolutie
Lezen: blz. 130-138
6maken: opdrachten 9 t/m 12



Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk
H6.3 | Revolutie buiten Frankrijk?
Lezen: blz. 138-143
Maken: opdrachten 1 t/m 3

H6.3 | Revolutie buiten Frankrijk?
Lezen: blz. 138-143
6maken: opdrachten  4t/m 6



PWW-3
H5.4
H6.1, 6.2 + 6.3 (t/m blz.143)

Slide 30 - Tekstslide