H5: zelfstandig naamwoord en lidwoord

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag ...
  • Wat weet je van de woordsoorten?
  • Uitleg zelfstandig naamwoord en lidwoord
  • Oefenen
Doelen van de les: Je kunt het zelfstandig naamwoord in een zin herkennen. 
                                   Je kunt het lidwoord in een zin herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
Wat is het verschil tussen zinsdelen en woordsoorten
  • zinsdelen: de zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen benoemen 
  • woordsoorten: elk woord in de zin benoemen 

Slide 6 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 7 - Woordweb

Deze les: 
zelfstandig naamwoord en lidwoord

Slide 8 - Tekstslide

Weet je nog wat een zelfstandig naamwoord is? En kun je een voorbeeld geven?

Slide 9 - Woordweb

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
het
C
één
D
een

Slide 10 - Quizvraag

Lidwoorden

Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord, maar soms staan er tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden.



Slide 11 - Tekstslide

Lidwoorden

Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord, maar soms staan er tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden.

  • bepaalde lidwoorden (blw): de, het
  • onbepaalde lidwoord (olw): een 



Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • de, het, een voor zetten
  • enkelvoud/meervoud
  • verkleinwoord




Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • de, het, een voor zetten
  • enkelvoud/meervoud
  • verkleinwoord

  • czn -> concreet: iets wat je kunt aanraken: stoel, kauwgom
  • azn -> abstract: iets aan wat je niet kunt aanraken of wat niet bestaat: liefde, week, elfje
  • zn-e -> eigennamen: namen van mensen, dieren, dingen: Albert Heijn, Vincent



Slide 14 - Tekstslide

czn
azn
zn-e
hek
uitspraken
Wibra
onderwijs
villa
inbrekers
Ferrari
april
Daniël

Slide 15 - Sleepvraag

Welk zelfstandig naamwoord heeft geen meervoud?
A
reis
B
meisje
C
rijst
D
les

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staan drie zelfstandig naamwoorden?
A
Wie heeft die nieuwe film al gezien?
B
Mijn papagaai Lorre eet het liefst koekjes.
C
Macaroni met gehakt, paprika en tomaat is superlekker.
D
Alle leerlingen hebben keihard geleerd voor hun toets.

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de lidwoorden en zelfst. naamwoorden.

Mijn lieve moeder zette altijd bloemen in de vensterbank.

Slide 18 - Open vraag

Benoem de lidwoorden (olw of blw) en zelfst. naamwoorden (czn, azn of zn-e).

Heeft Nancy de zilveren armband voor haar verjaardag gekregen?

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
Maak H5: opdr. 1 t/m 4, 7 en 8
blz. 158/159

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Maak een samenvatting van de hoofdstukken. 
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 6 maart: 
  • H5: opdr. 1 t/m 4, 7 en 8

Slide 21 - Tekstslide