Als je in gesprek bent kun je verschillende soorten vragen stellen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Soorten vragen
Als je in gesprek bent kun je verschillende soorten vragen stellen
Slide 1 - Tekstslide
Gesloten vragen
Slide 2 - Tekstslide
Gesloten vragen zijn vragen waarop een kort antwoord gegeven wordt. Je kunt bijvoorbeeld 'ja' of 'nee' antwoorden, of een keuze maken uit gegeven antwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Voorbeeld
1. Ga je nog op vakantie dit jaar?
2. Wil je koffie of thee?
3. Kun jij maandag om drie uur?
Slide 4 - Tekstslide
Open vragen
Slide 5 - Tekstslide
Open vragen geven de vrijheid om een uitgebreider antwoord te geven. Vaak beginnen ze met vraagwoorden (wie, wanneer, wat)
Slide 6 - Tekstslide
Welke vraag is open?
A
Gaan we met de auto of met de trein?
B
Hoe gaan we naar de stad?
Slide 7 - Quizvraag
Welke vraag is open?
A
Heb je een fijne vakantie gehad?
B
Hoe was je vakantie?
Slide 8 - Quizvraag
Welke vraag is open?
A
Wie was die jongen?
B
Was dat je vriendje?
Slide 9 - Quizvraag
Doorvragen
Soms moet je meerdere vragen of vervolgvragen stellen om de juiste informatie van je gesprekspartner te krijgen. Dat noemen we doorvragen
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld
Is dat je vriendje?
Hoe lang hebben jullie al verkering?
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Wat vind je zo leuk aan hem?
Slide 11 - Tekstslide
Bedenk eens een vervolgvraag bij: Wat voor opleiding doe jij?
Slide 12 - Open vraag
mix van open en gesloten
Tijdens een gesprek wissel je open en gesloten vragen met elkaar af. Je gesprekspartner doet dat ook.
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht
In je mailbox heb je van mij informatie gekregen. Met die informatie voer je een gesprek met een drietal. Probeer open en gesloten vragen af te wisselen om aan alle informatie te komen