Fictie 8 HV2 les 11 H23 ruimte wk 41-2

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welkom 
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag
Stil lezen

Herhaling H22 fictie - tijd
Uitleg H23 fictie - ruimte

Keuze (lezen, PO, boekenlegger, huiswerk maken, bordspel of oefenen werkwoordspelling)



Slide 5 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Te behandelen Kern P1

Taalverzorging
H12, 13, 27, 28, 42, 43

Fictie
7, 8, 22, 23, 37, 38





Slide 7 - Tekstslide

Datum inleveren PO en fictie
2F/2H
Inleveren PO vrijdag 3 november
Toets werkwoordspelling vrijdag 10 november

2G
Inleveren PO woensdag 31 oktober
Toets werkwoordspelling woensdag 8 november

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen 
H23

Je leert hoe een schrijver spanning creëert met ruimtelijke beschrijvingen en kunt daarvan voorbeelden geven.

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige les

H22 Fictie - Tijd
Vertel, wat weet je nog?

Slide 10 - Tekstslide

H22 Fictie - Tijd

Slide 11 - Tekstslide

Tijd in verhalen (boek, serie of film) 

Chronologisch = gebeurtenissen vinden plaats in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden

Niet-chronologisch = niet in volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden

Slide 12 - Tekstslide

Niet-chronologisch
Bijvoorbeeld:

  • Het verhaal begint in het midden
  • Het verhaal begint aan het einde

Slide 13 - Tekstslide

Doorbreken chronologie
  • Flashback --> een personage kijkt terug naar het verleden

  • Flashforward --> de lezer krijgt alvast een kijkje in de toekomst

Slide 14 - Tekstslide

Vertel(de) tijd
1. verteltijd = de lengte van het verhaal (woorden, zinnen, aantal bladzijden, aflevering etc.)

2. vertelde tijd=  de tijdperiode die in een verhaal wordt besproken

Slide 15 - Tekstslide

Een voorbeeld
Harry Potter


- De verteltijd is 228 bladzijden.  
- De vertelde tijd is ongeveer 10 maanden: vanaf begin schooljaar tot einde schooljaar.

Slide 16 - Tekstslide

Versnelling
“Leroy bracht drie maanden door in Praag, waarna hij meteen doorreisde naar Rome om daar nog eens drie maanden te blijven.”

Verteltijd = één zin (of 5 seconden)
Vertelde tijd = 6 maanden

 

Slide 17 - Tekstslide

Vertraging
“Leroy liep over straat. Hij was eindelijk in Praag. Verwilderd keek hij om zich heen. Hij zag mensen vol boodschappen tassen lopen. Hij hoorde vogels fluiten en rook de lucht van warme broodjes. Hij bedacht zich dat hij nog niet had gegeten en dat hij zijn moeder nog moest bellen. Hoe zou het met haar gaan?" Etc...........

Verteltijd = 7 zinnen (of 15 seconden)
Vertelde tijd = 2 seconden 

Slide 18 - Tekstslide

De vertelde tijd.....

.... kan versneld of vertraagd worden.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

H22 opdr. 1 t/m 10

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg H23 Ruimte

Samen blz. 94 doornemen

Slide 21 - Tekstslide

Ruimte
* Ruimte is de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, waarin personages zich bewegen. 
* Onder ruimte verstaan we niet alleen fysieke ruimtes, zoals een slaapkamer of een park, maar alle omschrijvingen over de omgeving. 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, een ambulance voor de deur.
  • Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
  • Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
  • Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
  • Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect, jongerencultuur. 
  • Geuren: frietkraam, oliebollen op de kermis, gemaaid gras


Slide 23 - Tekstslide

Beschrijven van ruimtes in een verhaal
Een schrijver beschrijft ruimtes omdat dit een functie heeft in het verhaal, bijvoorbeeld om gebeurtenissen te omschrijven of om een bepaalde sfeer weer te geven.

Een ruimtebeschrijving kan ook spanning creëeren doordat het juist contrasteert met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 1
We gaan kijken naar scenes uit de film ‘ Vals’.

De 1e vraag: beschrijf de ruimte waarin deze scene zich afspeelt. Let op de hiervoor geleerde theorie. 


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Hoe wordt ‘ruimte’ in deze scene gebruikt?

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Video

Welke kenmerken van spanning - ruimte wordt hier gebruikt?

Slide 29 - Woordweb

Huiswerk
Noteer in je agenda!

Maken H23 fictie - ruimte
opdr. 1 t/m 3 & 6 t/m 8


Slide 30 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Je weet hoe een schrijver spanning creëert met ruimtelijke beschrijvingen en kunt daarvan voorbeelden geven.

Vertel...

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag 
KEUZE

  • Doe het bordspel werkwoordspelling in een groepje van vier

  • Ga lezen
  • Ga aan de slag met je PO
  • Maak je huiswerk
  • Oefen werkwoordspelling door opdrachten te maken
KEUZE

Slide 32 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 33 - Tekstslide

Volgende les


We gaan verder met fictie H37 Plot en H38 motief. 

Slide 34 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 35 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 36 - Tekstslide