Cursist noemt een woord – klik erop – woord zoomt in – cursist zegt het synoniem – klik op ‘omdraaien’.
Je kan kiezen om het woord weg te halen of omgedraaid te laten staan. Dan kan de tegel nogmaals gekozen worden.
Probeer een hoog tempo aan te houden. Weet een cursist een woord niet, laat een andere cursist helpen. Kom wel weer terug bij cursist 1 en laat hem ook het juiste woord zeggen.
De aangeboden woorden met hun synoniemen zijn opgenomen in het lesplan.
bron: ‘Lees mee >> NT2’ - F. van der Maden en D. Pijpker (Diataal & Edutekst 2016), p.11
Cursist noemt een cijfer – jij opent het hokje [deel je scherm] en cursist noemt de tegenstelling van het woord in het hokje. Probeer een hoog tempo aan te houden. Weet een cursist een woord niet, laat een andere cursist helpen. Kom wel weer terug bij cursist 1 en laat hem ook het juiste woord zeggen.
In deel B van deze les schreef je een advertentie. We gaan deze bespreken.
Slide 14 - Tekstslide
In deel B hebben de cursisten een persoonlijke advertentie geschreven.
Is het bij iedereen gelukt?
Presenteer alle ingeleverde advertenties. Geef elkaar tips en tops. Het gaat hierbij vooral om de interactie. Cursisten moeten in hele zinnen spreken. Let op de zinsopbouw.
over 5 minuten vertel je aan wat je hebt gelezen / gehoord
sprongtoets 1 - Woorden NT2-2
Hoe heb je de sprongtoets gemaakt?
Kreeg je veel oefeningen?
Hoe heb je de sprongtoets voor de tweede keer gemaakt?
Slide 15 - Tekstslide
Bespreek de resultaten van de eerste sprongtoets die ze hebben gemaakt (Woorden NT2-2). Zie je dat iemand de sprongtoets 2x heeft geprobeerd en niet heeft gehaald, dan kan je hem/ haar het scherm laten delen en met zijn allen de sprongtoets maken. Wis dan wel eerst de oefeningen die voor deze cursist klaarstaan (in NUMO 'wis POP'. Je herhaalt dan bij elke vraag de theorie of laat de cursisten uitleggen wat ze denken dat het goede antwoord is en waarom.