In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. Je krijgt vragen over:
Microscoop
Cellen
Torso
Veel succes! Lever deze in als je klaar bent!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1
In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Proefwerk thema 2
Organen en Cellen
Beste leerlingen,
In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. Je krijgt vragen over:
Microscoop
Cellen
Torso
Veel succes! Lever deze in als je klaar bent!
Slide 1 - Tekstslide
Een celwand is een stevig laagje om een cel heen
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Een organenstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie vervullen.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Pak je je microscoop vast aan het statief?
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
In afbeelding 1 is een orgaan getekend.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Plantaardige cellen hebben een celkern.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
De slokdarm gaat door het middenrif heen.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Je kunt je aanmelden als donor als je twaalf jaar bent.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
In de stengel van een plant kunnen bladgroenkorrels zitten.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Er is een groot tekort aan donoren. Daarom gebruikt men organen van iedereen die dood gaat en van wie de organen nog bruikbaar zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
In afbeelding 3 zijn de grote hersenen van een mens getekend.
Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?
A
orgaan
B
organenstelsel
C
weefsel
Slide 13 - Quizvraag
Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie afbeelding 5). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van een weefsel te bekijken. Welk preparaat moeten ze pakken?
A
Preperaat 1
B
Preperaat 2
C
Preperaat 3
D
Preperaat 4
Slide 14 - Quizvraag
In afbeelding 4 zijn delen van het lichaam van een mens getekend. Telkens is een klein stukje verder uitvergroot.
In welke tekening is een weefsel weergegeven?
A
In tekening 1
B
In tekening 2
C
In tekening 3
D
In tekening 4
Slide 15 - Quizvraag
In één van de preparaten zijn geen celwanden om de cellen aanwezig.
In welk preparaat is dat?
A
Preperaat 1
B
Preperaat 2
C
Preperaat 3
D
Preperaat 4
Slide 16 - Quizvraag
Volgens Kirsten zit er in de cellen van het uienvlies een kern.
Volgens Angeline zit er in de spermacellen van de stier een grote vacuole.
Wie heeft of wie hebben gelijk?
A
Zowel Kirsten als Angeline
B
Alleen Kirsten
C
Alleen Angeline 3
D
Geen van beide meisjes
Slide 17 - Quizvraag
Kirsten en Angeline bekijken de boom algen.
Wat moeten ze doen om de cellen van de boom algen scherp in beeld te krijgen?
A
Aan de revolver draaien
B
Aan de stelschroef draaien
C
Het diafragma open zetten
D
Het oculair verwisselen
Slide 18 - Quizvraag
In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van groot naar klein?
A
Cel – weefsel – orgaan – organenstelsel.
B
Orgaan – organenstelsel – cel – weefsel
C
Organenstelsel – orgaan – weefsel – cel
D
Weefsel – organenstelsel – orgaan – cel.
Slide 19 - Quizvraag
Tijdens een practicum bekijkt Desi een preparaat door een microscoop bij 200 × vergroting. Ze ziet wat op de foto in afbeelding 6 is weergegeven.
Stelling 1: Dit preparaat is gemaakt van plantaardig weefsel.
Stelling 2: In dit weefsel zijn celmembranen aanwezig.
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.
Slide 20 - Quizvraag
Welke van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
Het hart
B
De holle ader
C
De lever
D
Het ruggenmerg
Slide 21 - Quizvraag
Thomas gebruikt een microscoop met een oculair dat 5 × vergroot. Hij draait een objectief voor dat 40 × vergroot.
Met welke vergroting bekijkt hij zijn preparaat? Met een vergroting van
A
5 x
B
40 x
C
45 x
D
200 x
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een preparaat?
A
objectglaasje onder de microscoop
B
dekglaasje onder de microscoop
C
dekglaasje en objectglaasje onder de microscoop
D
oculair op de microscoop
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten
Slide 24 - Quizvraag
Wat zijn objectieven?
A
Bovenste lenzen bij een microscoop
B
Onderste lenzen bij een microscoop
C
De lenzen aan de zijkant van een microscoop
D
Losse lenzen die je kan gebruiken voor een microscoop
Slide 25 - Quizvraag
Kun je cellen zien zonder een microscoop?
A
Ja,
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht
Slide 27 - Quizvraag
Voor het observeren van een bacterie kan ik beter een ... gebruiken
A
loep
B
microscoop
Slide 28 - Quizvraag
Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel
Slide 29 - Quizvraag
Welk orgaanstelsels zie je hier?
A
Ademhalingstelsel
B
Voortplantingstelsel
C
Verteringstelsel
D
Beenderenstelsel
Slide 30 - Quizvraag
Welke stelsel zie je?
A
bloedvatenstelsel
B
beenderenstelsel (skelet)
C
verteringsstelsel
D
zenuwstelsel
Slide 31 - Quizvraag
Welk orgaanstelsels zie je hier?
A
Ademhalingstelsel
B
Voortplantingstelsel
C
Verteringstelsel
D
Beenderenstelsel
Slide 32 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van
A
ademhalingsstelsel
B
beenderenstelsel
C
uitscheidingsstelsel
D
verteringsstelsel
Slide 33 - Quizvraag
Tekst
Tekst
Verteringstelsel
Beenderenstelsel
Spierenstelsel
Bloedvatenstelstel
Ademhalingstelsel
Zenuwstelsel
Slide 34 - Sleepvraag
Een groep organen, noem je een...
A
organenstelsel
B
beenderenstelsel
C
bloedvatenstelsel
Slide 35 - Quizvraag
Bij welk orgaanstelsel horen de ribben?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringsstelsel
D
beenderenstelsel
Slide 36 - Quizvraag
Bij welk orgaanstelsel hoort de luchtpijp?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringsstelsel
D
beenderenstelsel
Slide 37 - Quizvraag
Bij welk organenstelsel hoort de slokdarm?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringsstelsel
D
beenderenstelsel
Slide 38 - Quizvraag
Tot welk stelsel behoort het hart?
A
Beenderenstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Spierstelsel
D
Ademhalingsstelsel
Slide 39 - Quizvraag
Dit zorgt voor stevigheid in je lichaam
A
Beenderenstelsel
B
Verteringstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Ademhalingsstelsel
Slide 40 - Quizvraag
Welke organen zitten er (onder andere) in het beenderenstelsel?
A
Schedelbeenderen, schouderblad en dijbeen
B
botten, het hart en de schedelbeenderen
C
longen, scheenbeen en stuitje
D
Stuitje, kaakbeen, slagaders
Slide 41 - Quizvraag
In afbeelding 10 is een orgaan van een mens getekend.