Les 3 CG-10 opdr. 5 t/m Panamericana

REPASO 
(herhaling) 
  • El tiempo atmosférico 
  • El gerundio 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

REPASO 
(herhaling) 
  • El tiempo atmosférico 
  • El gerundio 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué tiempo hace?
Voor het weer gebruik je de werkwoorden:
  • hacer 
  • hay 
  • estar  
  • llover (ue) / lloviznar 
  • nevar (ie)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hace viento
Hace sol 
Hace calor
Llueve 
Hace frío y nieva 
Está nublado
Hay muchas nubes

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué tiempo hace? 

Slide 4 - Woordweb

Als je naar de foto kijkt, wat zou je dan kunnen zeggen over de temperatuur of over het weer? 
En  nu even alles op een rij.
Presente (o.t.t.) 
Preterito Perfecto (v.t.t.) 
Gerundio 
Wat je doet 
Wat je hebt gedaan
Wat je aan het doen bent
- AR, -ER, -IR 
Haber + stam + -ado/-ido 
Estar + ando/iendo 
Estudio español 
Hago los ejercicios 
He estudiado español 
He hecho los ejercicios 
Estoy estudiando español 
Estoy haciendo los ejercicios 
Me gusta el cine 
Me encantan el teatro 
Me ha gustado el cine 
Me ha encantando el teatro 
Me está gustando el cine 
Me está encantando el teatro 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf alle werkwoorden in Presente
en alle " Gerundios"op die je hoort

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo
Traduce todos los gerundios de la canción al holandés 
Ando todo el tiempo esperando
Tu sonrisa está brillando
Tus problema olvidando
Mientras yo aquí estoy velando
Para sacarte lo que te está matando
Entiende que él te está maltratando
Teniendo tu corazón
Cada día esperándote 
Imaginando tus besos
Por las noches pensándote
Esperandote imaginándome

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo
Ando todo el tiempo esperando
Tu sonrisa está brillando
Tus problema olvidando
Mientras yo aquí estoy velando
Para sacarte lo que te está matando
Entiende que él te está maltratando
Teniendo tu corazón
Cada día esperándote 
Imaginando tus besos
Por las noches pensándote
Esperándote,  imaginándome
Ik ben de hele tijd op je aan het wachten
Je glimlach is stralend (is aan het stralen) 
Jouw problemen vergetende (aan het vergeten ben)  
Terwijl ik hier aan het waken ben
Om je te redden van wat je doodt
Begrijp dat hij je slecht behandelt
Jouw hart hebbend (having your heart) 
Elke dag ben ik op jou aan het wachten 
Ik ben aan jouw zoenen aan het denken
'S Nachts ben ik aan jou aan het denken
Wachtend op je, jou verbeeldend 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

con + yo  conmigo - met mij
con + tú = contigo  - met jou 
con él - met hem 
con ella - met haar 
con nosotros - met ons 
con vosotros - met jullie 
con ellos - met hen 
TB  pg. 89 ej. 3.b,  & 4 
Teksthttps://www.rae.es/espanol-al-dia/por-que-se-dice-conmigo-contigo-pero-no-sintigo-sinmigo

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zeg je 'met mij'  en 'zonder mij'

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

PROGRAMA
- TT 7-8
- Proeftoets 
- "Que" y "donde"
- Dar una definición
- Introducir los gentilicios
- Saber y poder 
- Perdir comida y bebida 
- Canción con gerundios 
- Deberes 

timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnostische TOETS 7+8
7+8

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PROEFTOETS 
Je maakt de toets thuis 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Te gusta salir a comer? 
¿Con quién sales a comer normalmente? 
¿Con qué frecuencia sales a comer? 

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Diferencias culturales al 
salir a comer 

TB pg. 90 - 5.a

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat onderscheidt de Spanjaarden
en Nederlanders
tijdens de maaltijd?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat onderscheidt de Spanjaarden
en Nederlanders
over de conversatie thema's ?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Es un postre con el nombre de una ciudad donde hay muchos peregrinos

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Es un plato frío que lleva verdura y mayonesa.
A
crema catalana
B
tortilla española
C
arroz a la cubana
D
ensaladilla rusa

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Es una tortilla que se hace con patatas y huevos
A
tortilla española
B
tortilla francesa

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Es de un país donde se habla alemán.
A
macedonia de frutas
B
ensaladilla rusa
C
tarta de Santiago
D
tarta vienesa

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Es un postre que lleva diferentes frutas
A
macedonia de frutas
B
crema catalana
C
tarta vienesa
D
café irlandés

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mira estas frases
  • Tengo una hermana que vive en Madrid.                  Ik heb een zus die in Madrid woont.
  • Perú es un pais que no conozco.                                  Peru is een land dat ik niet ken.
  • La tortilla es un plato que lleva patatas.                    Tortilla is een gerecht met aardappelen.
  • ¿Tienes una casa donde ir de vacaciones?               Heb je een huis om op vakantie te gaan?
  • Este es el lugar donde trabajo.                                        Dit is de plaats waar ik werk


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De betrekkelijke voornaamwoorden QUE (die/dat) en DONDE (waar) 
  •  Betrekkelijke voornaamwoorden verbinden 2 zinnen met elkaar. 
  •                                       Tengo una hermana. Mi hermana vive en Madrid 
  •                                                   Tengo una hermana que vive en Madrid 
  • Zo voorkom je dat je steeds alles moet herhalen. 
  • QUE = die / dat (personen of zaken) Het is meest gebruikte betrekkelijk vnw. 
                                              
  •                         El coche que he comprado el sábado es un Toyota 
  •                         De auto die ik  maandag heb gekocht is een Toyota  
  
  •                         Este es el amigo con el que he ido a América 
  •                         Dat is de vriend met wie ik naar Amerika ben gegaan 

  •                         


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DONDE = waar (slaat op een plaats)
  •                     Este es el lugar donde trabajo
  •                      Dat is de plek waar ik werk
  •                      La casa donde vivo es muy bonita 
  •                      Het huis waar ik woon is erg mooi 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WB pg. 96 ej. 13

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nr. 6c p. 90 - Maak  definities 
                     Es una cosa que + werkwoord 3e persoon enkv.

                     Es una persona que + werkwoord 3e persoon enkv.

                     Es un lugar donde + werkwoord 3e persoon enkv.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nr. 7c p. 91 - een gesprek met een medestudent 
¿Tienes un producto italiano en casa? 
¿Qué es? 
¿Dónde lo has comprado? 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pagina 117 tekstboek 4.3 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Saber o poder? 
  • SABER = Kunnen -> bij vaardigheden en kennis 
  •                    ¿Sabes esquiar ?  Kun je skiën? 
  •                    ¿Sabes dónde está la Plaza de España? Weet je waar Plza. ES is?
  •                    ¿Sabes hacer una tarta?  Weet je hoe je een taart  moet maken?
 
  • PODER = Kunnen -> bij mogelijkheiden en toestemming 
  •                    ¿Pudes reservar la pista de tenis Kun je de tennisbaan reserveren?
  •                     ¿Puedo pagar con tarjeta?   Kan ik met pasje betalen? 
  •                     ¿Puedes hacer una tarta?     Kun je een taart maken? 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Elige la forma correcta de 'saber' o 'poder'

Sebastiaan y Luuk chatean en internet con sus amigos de España porque .... hablar español.

A
saben
B
pueden
C
sabéis
D
podéis

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elige la forma correcta (kies de juiste vorm) de 'saber' o 'poder'

La cocina y yo no somos muy amigos.. No .... cocinar.

A
B
puedo
C
sabemos
D
podemos

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Este año por fin ...................... viajar a Colombia

A
he sabido
B
ha sabido
C
he podido
D
hay podido

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ellos no ........................ a qué hora empieza la película

A
sabe
B
saben
C
sabemos
D
podemos

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Elena y Sara no .... salir. Tienen que estudiar.
Paco......hacer una paella muy rica.
Yo no........ir a tu fiesta.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

WB 
P. 94 oef. 4 
P. 96 oef. 13
P. 97 oef. 15 
TB. pg. 91 oef. 7a en b 

Spreken:  pg. 90 oef. 6c en pg. 91 7.a en 8.b 

timer
30:00

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En el restaurante nr. 9 TB p. 92 
9b
hoe wilt u het?
bereidingswijze:
frito/asado/al horno/a la plancha/ a la romana/ muy o poco hecho

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel je voor je zit op een terras.
Je bestelt een wijn en het glas is vies,
wat zeg je tegen de ober?
(ww. = traer) 

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

otro/a/os/as
telbaar

otro cuchillo 
otra cuchara 
otros cafés 
otras dos cervezas

¡OJO!
un otro cuchillo
Nooit een onbepaald lidwoord voor! 

un poco (más) de
niet telbaar 
pan, agua, salsa
"Otro" betekent een andere of nog een
Uit de context is altijd af te leiden om welke betekenis het gaat
Vóór "otro" komt nooit een onbepaald liwoord. 

Slide 44 - Tekstslide

Je vertaalt 'otro' met 'nog een'
un poco de = 'een beetje' 


nr. 11a+b TB p. 93
El brécol / verdura 
Piña colada / cóctel 
El aguacate /fruta 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los deberes
Para el lunes: 
  • Bestuderen behandelde stof
  • TT 9+10
  • Reglas y sistemas 
  • WB maken Unidad 10 oef. 14 t/m 29

Recuerda: 
  • Estudiar vocabulario de la unidad 10 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies