Les 3 CG-10 opdr. 5 t/m Panamericana

REPASO 
  • El tiempo atmosférico 
  • El gerundio 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

REPASO 
  • El tiempo atmosférico 
  • El gerundio 

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué tiempo hace?
Voor het weer gebruik je de werkwoorden:
  • hacer
  • hay
  • estar 
  • llover (ue) / lloviznar 
  • nevar (ie)

Slide 2 - Tekstslide

Hace viento
Hace sol 
Hace calor
Llueve 
Hace frío y nieva 
Está nublado
Hay muchas nubes

Slide 3 - Sleepvraag

¿Qué tiempo hace? 

Slide 4 - Woordweb

En  nu even alles op een rij.
Tot nu toe heb je verschillende constructies geleerd: 
  • Wat je doet.  
  • Wat je hebt gedaan.
  • Wat je aan het doen bent. 
estar + -ando/-iendo
¿ Qué estás haciendo?
Estoy estudiando español.
haber + stam + -ado/-ido
¿ Qué has hecho?
He hecho los ejercicios del libro.

Slide 5 - Tekstslide

Dat ziet er dan zo uit:

  • (Yo) estudio.
  • Ya he estudiado.
  • En este momento estoy estudiando.
Verbo=estudiar
     
  • Ik studeer.
  • Ik heb al gestudeerd.
  • Op dit moment ben ik aan het studeren

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf alle gerundios op die je hoort

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo

Slide 9 - Tekstslide

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo
Traduce todos los gerundios de la canción al holandés 
Ando todo el tiempo esperando
Tu sonrisa está brillando
Tus problema olvidando
Mientras yo aquí estoy velando
Para sacarte lo que te está matando
Entiende que él te está maltratando
Teniendo tu corazón
Cada día esperándote 
Imaginando tus besos
Por las noches pensándote
Esperandote imaginándome

Slide 10 - Tekstslide

CANCIÓN
Esperándote - MTZ Manuel Turizo
Ando todo el tiempo esperando
Tu sonrisa está brillando
Tus problema olvidando
Mientras yo aquí estoy velando
Para sacarte lo que te está matando
Entiende que él te está maltratando
Teniendo tu corazón
Cada día esperándote 
Imaginando tus besos
Por las noches pensándote
Esperándote,  imaginándome
Ik ben de hele tijd op je aan het wachten
Je glimlach is stralend (is aan het stralen) 
Jouw problemen vergetende (aan het vergeten ben)  
Terwijl ik hier aan het waken ben
Om je te redden van wat je doodt
Begrijp dat hij je slecht behandelt
Jouw hart hebbend (having your heart) 
Elke dag ben ik op jou aan het wachten 
Ik ben aan jouw zoenen aan het denken
'S Nachts ben ik aan jou aan het denken
Wachtend op je, jou verbeeldend 

Slide 11 - Tekstslide

Let op bij het voorzetsel con met een voornaamwoord:

a, para, sin, de, etc. + :


ti

él, ella, usted

nosotros/as

vosotros/as

ellos. ellas, ustedes

con (met):


conmigo

contigo

con él, ella, usted

con nosotros/as

con vosotros/as

con ellos, ellas, ustedes

¿Quieres quedar conmigo? 
No, no quiero quedar contigo 

Slide 12 - Tekstslide

PROGRAMA
- TT 7-8
- Proeftoets 
- "Que" y "donde"
- Dar una definición
- Introducir los gentilicios
- Saber y poder 
- Perdir comida y bebida 
- Canción con gerundios 
- Deberes 

timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Diagnostische TOETS 7+8
7+8

Slide 15 - Tekstslide

PROEFTOETS 
Je maakt de toets thuis en wij kijken na op 

Slide 16 - Tekstslide

¿Te gusta salir a comer? 
¿Con quién sales a comer normalmente? 
¿Con qué frecuencia sales a comer? 

Slide 17 - Woordweb

Diferencias culturales al 
salir a comer 

TB pg. 90 - 5.a

Slide 18 - Tekstslide

Wat onderscheidt de Spanjaarden
en Nederlanders
tijdens de maaltijd?

Slide 19 - Woordweb

Wat onderscheidt de Spanjaarden
en Nederlanders
over de conversatie thema's ?

Slide 20 - Woordweb

Es un postre con el nombre de una ciudad donde hay muchos peregrinos

Slide 21 - Open vraag

Es un plato frío que lleva verdura y mayonesa.
A
crema catalana
B
tortilla española
C
arroz a la cubana
D
ensaladilla rusa

Slide 22 - Quizvraag

Es una tortilla que se hace con patatas y huevos
A
tortilla española
B
tortilla francesa

Slide 23 - Quizvraag

Es de un país donde se habla alemán.
A
macedonia de frutas
B
ensaladilla rusa
C
tarta de Santiago
D
tarta vienesa

Slide 24 - Quizvraag

Es un postre que lleva diferentes frutas
A
macedonia de frutas
B
crema catalana
C
tarta vienesa
D
café irlandés

Slide 25 - Quizvraag

Mira estas frases
  • Tengo una hermana que vive en Madrid. Ik heb een zus die in Madrid woont.
  • Perú es un pais que no conozco. Peru is een land dat ik niet ken.
  • La tortilla es un plato que lleva patatas. Tortilla is een gerecht met aardappelen.
  • ¿Tienes una casa donde ir de vacaciones? Heb je een huis om op vakantie te gaan?
  • Este es el lugar donde trabajo. Dit is de plaats waar ik werk.



Slide 26 - Tekstslide

De betrekkelijke voornaamwoorden QUE en DONDE  
  •  Betrekkelijke voornaamwoorden verbinden 2 zinnen (hoofdzin en bijzin) met elkaar. 
  •                                       Tengo una hermana. Mi hermana vive en Madrid 
  •                                                   Tengo una hermana que vive en Madrid 
  • Zij zorgen ook dat wat al gezegd is, niet steeds herhaald hoeft te worden
  • QUE = die / dat (personen of zaken) 
  •                                       El chico que encontré en el autobús se llama Jesús
  •                                        De jongen die ik in de bus tegenkwam, heet Jesús.
  • DONDE = waar  (plaats) 
  •                                       Este es el lugar donde trabajo
  •                                        Dat is de plek waar ik werk


Slide 27 - Tekstslide

WB pg. 96 ej. 13

Slide 28 - Tekstslide

Nr. 6c p. 90 - Maak  definities 
                     Es una cosa que + werkwoord 3e persoon enkv.

                     Es una persona que + werkwoord 3e persoon enkv.

                     Es un lugar donde + werkwoord 3e persoon enkv.

Slide 29 - Tekstslide

Nr. 7c p. 91 - een gesprek met een medestudent 
¿Tienes un producto italiano en casa? 
¿Qué es? 
¿Dónde lo has comprado? 

Slide 30 - Tekstslide

Pagina 117 tekstboek 4.3 

Slide 31 - Tekstslide

¿Saber o poder? 
  • SABER = Kunnen -> bij vaardigheden en kennis 
  •                    ¿Sabes esquiar ?  Kun je skiën? 
  •                    ¿Sabes dónde está la Plaza de España? Weet je waar Plza. ES is?
  •                    ¿Sabes hacer una tarta?  Weet je hoe je een taart  moet maken?
 
  • PODER = Kunnen -> bij mogelijkheiden en toestemming 
  •                    ¿Pudes reservar la pista de tenis Kun je de tennisbaan reserveren?
  •                     ¿Puedo pagar con tarjeta?   Kan ik met pasje betalen? 
  •                     ¿Puedes hacer una tarta?     Kun je een taart maken? 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Elige la forma correcta de 'saber' o 'poder'

Sebastiaan y Luuk chatean en internet con sus amigos de España porque .... hablar español.

A
saben
B
pueden
C
sabéis
D
podéis

Slide 36 - Quizvraag

Elige la forma correcta (kies de juiste vorm) de 'saber' o 'poder'

La cocina y yo no somos muy amigos.. No .... cocinar.

A
B
puedo
C
sabemos
D
podemos

Slide 37 - Quizvraag

Trabajo en grupo en los canales

Slide 38 - Tekstslide

WB 
P. 94 oef. 4 
P. 96 oef. 13
P. 97 oef. 15 
TB. pg. 91 oef. 7a en b 

Spreken:  pg. 90 oef. 6c en pg. 91 7.a en 8.b 

timer
30:00

Slide 39 - Tekstslide


Elena y Sara no .... salir. Tienen que estudiar.
Paco......hacer una paella muy rica.
Yo no........ir a tu fiesta.

Slide 40 - Open vraag

En el restaurante nr. 9 TB p. 92 
9b
hoe wilt u het?
bereidingswijze:
frito/asado/al horno/a la plancha/ a la romana/ muy o poco hecho

Slide 41 - Tekstslide

otro/a/os/as
telbaar

otro cuchillo 
otra cuchara 
otros cafés 
otras dos cervezas

¡OJO!
un otro cuchillo
Nooit een onbepaald lidwoord voor! 

un poco (más) de
niet telbaar 
pan, agua, salsa
"Otro" betekent een andere of nog een
Uit de context is altijd af te leiden om welke betekenis het gaat
Vóór "otro" komt nooit een onbepaald liwoord. 

Slide 42 - Tekstslide

nr. 11a+b TB p. 93
El brécol / verdura 
Piña colada / cóctel 
El aguacate /fruta 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Los deberes
Para el lunes: 
  • Bestuderen behandelde stof
  • TT 7+8
  • Reglas y sistemas 
  • WB maken Unidad 10 oef. 14 t/m 29

Recuerda: 
  • Estudiar vocabulario de la unidad 10 

Slide 45 - Tekstslide