Formatieve toets stevigheid en beweging Bs 1-3

SO Stevigheid en beweging.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SO Stevigheid en beweging.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen functie van het skelet?
A
Vorm
B
Stevigheid
C
Grootte
D
Beweging

Slide 2 - Quizvraag

Tijdens de olympische wegwedstrijd van 2016 kwam Annemiek van Vleuten zwaar ten val. Daarbij heeft ze een hersenschudding opgelopen. Door welke functie van het skelet heeft ze geen zwaarder letsel opgelopen?
A
Bescherming geven.
B
Beweging mogelijk maken.
C
Stevigheid geven
D
Vorm geven.

Slide 3 - Quizvraag

Een ander woord voor skelet is ...
A
Geraamte
B
Bottenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

De hersenen liggen in een van de onderdelen van het skelet "verstopt". Dit is één van de vele organen die "verstopt" liggen. Waarom liggen organen "verstopt" in het skelet?
A
Dit is ter bescherming van de hersenen
B
Dit is voor de stevigheid van het skelet
C
Dit is voor de vorm van het lichaam
D
Dit is noodzakelijk om te kunnen bewegen

Slide 5 - Quizvraag

Aan het skelet kun je ook vaak herkennen hoe een organisme er uit zal hebben gezien. Één van de taken van het skelet die hier het beste bij past is...
A
Dit is ter bescherming van de hersenen
B
Dit is voor de stevigheid van het skelet
C
Zo is de vorm het lichaam te herkennen
D
Dit is noodzakelijk om te kunnen bewegen

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Geef de naam van nummer 18.
A
opperarmbeen
B
scheenbeen
C
sleutelbeen
D
dijbeen

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Geef de naam van nummer 25.
A
opperarmbeen
B
scheenbeen
C
sleutelbeen
D
dijbeen

Slide 8 - Quizvraag

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Geef de naam van nummer 12.
A
opperarmbeen
B
spaakbeen
C
sleutelbeen
D
ellepijp

Slide 9 - Quizvraag

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Geef de naam van nummer 13.
A
opperarmbeen
B
spaakbeen
C
sleutelbeen
D
ellepijp

Slide 10 - Quizvraag

Botten bestaan uit meerdere stoffen. Welke stof zorgt voor stevigheid en toch ook buigzaamheid?
A
kalkstof
B
lijmstof
C
kraakbeen

Slide 11 - Quizvraag

Kraakbeen bevat
A
veel lijmstof weinig kalk
B
veel kalk weinig lijmstof
C
evenveel kalk als lijmstof
D
geen kalk alleen lijmstof

Slide 12 - Quizvraag

De botten van baby's bestaan hoofdzakelijk uit ..
A
kalk
B
lijmstof

Slide 13 - Quizvraag

De botten van baby's zijn ..
A
bijna niet breekbaar
B
heel makkelijk breekbaar

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de teksten naar de goede plaatsjes. 
Vooral
kraakbeen-weefsel
Botten met
weinig lijmstof en veel
kalk
Botten met veel lijmstof en weinig kalk
Buigzaam skelet
Breekbaar skelet

Slide 15 - Sleepvraag

De botten van bejaarden bestaan hoofdzakelijk uit ..
A
kalk
B
lijmstof

Slide 16 - Quizvraag

De botten van bejaarden zijn ..
A
bijna niet breekbaar
B
heel makkelijk breekbaar

Slide 17 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van een schedel van een mens. Nummer 6 is..
A
voorhoofdsbeen
B
bovenkaak
C
onderkaak
D
neusbot

Slide 18 - Quizvraag

In dit skelet van een babyhoofd zie je 3 delen in de schedel, omlijnd door "witte lijnen" .
In een volwassen schedel is dit weg en een complete schedel geworden. Hoe heet de verbinding waardoor de schedeldelen aan elkaar zitten?
A
naadverbinding
B
vergroeiïng
C
gewricht

Slide 19 - Quizvraag

Je ziet hier een gewricht. Nummer 3 is..
A
bot
B
beenweefsel
C
kraakbeen
D
gewrichtssmeer

Slide 20 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
gewrichtskom
Gewrichtskogel

Slide 21 - Sleepvraag

Als oudere mensen (bejaarden) vallen, breken ze snel botten, sneller als jongeren. Hoe komt dit?
A
doordat er in het bot veel lijmstof is en veel kalk
B
doordat er in het bot veel lijmstof is en weinig kalk
C
doordat er in het bot weinig lijmstof is en weinig kalk
D
doordat er in het bot weinig lijmstof is en veel kalk

Slide 22 - Quizvraag

Als jongere mensen vallen, breken ze snel niet zo snel hun botten. Hoe komt dit?
A
doordat er in het bot veel lijmstof is en veel kalk
B
doordat er in het bot veel lijmstof is en weinig kalk
C
doordat er in het bot weinig lijmstof is en weinig kalk
D
doordat er in het bot weinig lijmstof is en veel kalk

Slide 23 - Quizvraag

Ik vond deze vragen
moeilijk - makkelijk
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik moet nog wel goed leren voor het SO donderdag
0100

Slide 25 - Poll