Thema: Inleiding in de biologie 25-9-'24

Thema 1
Inleiding in de biologie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 1
Inleiding in de biologie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.

Je kunt een microscoop gebruiken (en de onderdelen benoemen) en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
Je kan een natuurgetrouwe- en / of schematische tekening maken van een organisme en / of een preparaat.


Slide 2 - Tekstslide

Welke verschillende typen cellen zie je hier?

Wat zijn de specifieke kenmerken per cel?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

kleine vacuole

Slide 5 - Tekstslide

Overeenkomsten en verschillen tussen een dierlijke- en plantaardige cel

Slide 6 - Tekstslide

Bladgroenkorrels / chloroplasten (groen)
Chromoplasten (geel, oranje of rood)
Leukoplasten (opslag voor vet, zetmeel en eiwit)

Plastiden

Slide 7 - Tekstslide

Zelf cellen bekijken
Antonie van Leeuwenhoek
(1632-1723)

Slide 8 - Tekstslide

lichtmicroscoop vs electronenmicroscoop

Slide 9 - Tekstslide

De onderdelen van een lichtmicroscoop

Slide 10 - Tekstslide

Lichtmicroscoop

 



 

Licht schijnt van onder door een preparaat.

Preparaat = objectglas + objec +dekglas
Vergroot tot 2000 keer (maar niet hier op school)

Vergroting van een microscoop = vergroting oculair * vergroting objectief

Voor sterke vergrotingen gebruikt men de elektronenmicroscoop




Elektronenmicroscoop

 





Vergrotingen meer dan 100 000 keer.
Maakt gebruik van elektronenbundel

Transmissie-elektronen microscoop: TEM
Elektronenbundel gaan door het preparaat heen en vormen een 2D beeld.

Scanning elektronenmicroscoop: SEM
Elektronenbundel tasten het preparaat af en vormen een 3D beeld

Slide 11 - Tekstslide

Gouden regels voor het werken met een lichtmicroscoop
1. Begin je microscoopwerk altijd met de kleinste(=minste) vergroting met de tafel omlaag en stel scherp.

2. Pas daarna mag je de eerstvolgende vergroting kiezen.

Slide 12 - Tekstslide

Hier zie je een vergroting van een mieren
kop. Dit kan je zien door een:
A
Lichtmicroscoop
B
Transmissie-elektronen microscoop
C
Scanning- elektronenmicroscoop
D
Loep

Slide 13 - Quizvraag

Alle cellen hebben een celmembraan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een uniek kenmerk van een bacteriële cel?
A
Heeft geen celkern
B
Heeft geen celwand
C
Heeft een celkern
D
Heeft een celwand

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een uniek kenmerk van een dierlijke cel?
A
Heeft een celkern
B
Heeft een mitochondrium
C
Heeft geen celwand
D
Heeft geen vacuole

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een uniek kenmerk van een plantaardige cel?
A
Heeft een celwand
B
Heeft een celkern
C
Heeft een vacuole
D
Heeft bladgroenkorrels

Slide 17 - Quizvraag

Practicum 1 en 2; klaargemaakte preparaten

Slide 18 - Tekstslide

Dit is een dwarse doorsnede
van het menselijk lichaam.
Je ziet:
A
De dunne darm, de dikke darm en de mild.
B
De dikke darm de mild en het lever.

Slide 19 - Quizvraag

Doen:
Lezen hoofdstuk 4 Plantaardige- en dierlijke cellen blz. 21 t/m 25
Maken opdracht 19 t/m 24

Lezen contexte 'Kleur bekennen'
Maken opdracht 25 en 26

Practicumopdracht 1 en 2

Slide 20 - Tekstslide

Tekenregels
1. Tekening groot genoeg, een A4 per tekening
2. Alles moet met potlood HB (ook de namen in de tekening)
3. De tekening moet met rechte en aaneengesloten lijnen (niet schetsen).
4. Namen zijn aangegeven met horizontaal streepje

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld bladindeling

Slide 22 - Tekstslide