Laatste les voor de vakantie

Laatste les voor de zomervakantie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Laatste les voor de zomervakantie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is een 'dampoe'?
A
hete thee
B
mist
C
scheet
D
iemand die uit Amsterdam komt

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Wat is de ik-vorm?
A
Het woord dat in verleden tijd achter ik komt te staan.
B
het woord dat in tegenwoordige tijd achter ik komt te staan.

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de ik-vorm+t van het werkwoord tussen haakjes op:
(lopen)

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de ik-vorm+t van het werkwoord tussen haakjes op:
(vinden)

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de ik-vorm+t van het werkwoord tussen haakjes op:
(worden)

Slide 8 - Open vraag

In de verleden tijd kan een persoonsvorm eindigen op -dt.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd meervoud.
-verwachten-
A
verwachten
B
verwachtten
C
verwachte
D
verwachtte

Slide 10 - Quizvraag

In het volgende liedje zit een taalfout.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welke taalfout maakten ze?
A
Ze zingen 'als mij', dat moet 'als ik' zijn.
B
Ze zingen 'als mij', dat moet 'dan mij' zijn.
C
Ze zingen 'dan mij', dat moet 'als ik' zijn.

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
-hebben-
A
had
B
hadden
C
hebde
D
hebden

Slide 14 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 15 - Quizvraag

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Mijn broertjes ... vroeger nooit spruitjes. (lusten)
A
lussen
B
lusden
C
lustte
D
lustten

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
-lachen-
A
lachde
B
lachten
C
lachtte
D
lachte

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
-zijn-
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 18 - Quizvraag

Goed opletten!
Er worden vragen gesteld over het volgende filmpje.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Hoe vaak zegt Doe Maar Dave het woord "fuifje"?
A
10 keer
B
6 keer
C
4 keer
D
5 keer

Slide 21 - Quizvraag

Welk frisdrankmerk zie je in het fragment?
A
Pepsi
B
Fanta
C
Coca Cola
D
7-Up

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet de plaatsnaam die je in het begin ziet?
A
Eindhoven
B
Veghel
C
Roermond
D
Woensel

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste verwijswoorden:
Die/deze auto of dit/dat auto?
A
die - deze
B
dit - dat

Slide 24 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 25 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 26 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 27 - Quizvraag

Goed opletten!
Er worden vragen gesteld over het volgende filmpje.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Hoe vaak zegt Najib het woord "broodje"?
A
9 keer
B
10 keer
C
11 keer
D
12 keer

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet de man die de broodjes maakt?
A
Najib
B
Hassan
C
Appie

Slide 31 - Quizvraag

Goed opletten!
Er worden vragen gesteld over het volgende filmpje.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Wat betekent waggie?
A
huis
B
fiets
C
slaapkamer
D
auto

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent: "ik boek die bak vet hard"?
A
ik gooi mijn boek hard dicht
B
ik rijd heel hard
C
ik bak frieten in vet
D
ik viel van de bak af

Slide 35 - Quizvraag

Ik weet niet waar ik al materialen liggen/leggen.
A
liggen
B
leggen

Slide 36 - Quizvraag

Kies het juiste woord.

Boter moet je in de koelkast [leggen/liggen].
A
Leggen
B
Liggen

Slide 37 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in.
De dvd's liggen/leggen op de kast.
A
liggen
B
leggen

Slide 38 - Quizvraag

Zal de kip een ei gaan .... ?
A
liggen
B
leggen

Slide 39 - Quizvraag

Dit ga ik allemaal doen in de vakantie:

Slide 40 - Woordweb

En nu...

Slide 41 - Tekstslide

Geniet van de zomervakantie!

Slide 42 - Tekstslide

Volgend schooljaar volg ik het profiel:
A
HBR
B
ZW
C
Techniek
D
E&O

Slide 43 - Quizvraag