Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!

Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie de persoonsvorm aanpassen aan het onderwerp en de tijd van de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit waarom dit belangrijk is.
Wat weet jij al over het aanpassen van de persoonsvorm?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat de handeling van de zin uitdrukt.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat de persoonsvorm is en geef voorbeelden.
Onderwerp bepalen
Om de persoonsvorm aan te passen, moet je eerst het onderwerp van de zin bepalen.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe je het onderwerp van een zin kunt bepalen en geef voorbeelden.
Tijd bepalen
Naast het onderwerp moet je ook de tijd van de zin bepalen om de persoonsvorm aan te passen.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe je de tijd van een zin kunt bepalen en geef voorbeelden.
Tegenwoordige tijd
Bij tegenwoordige tijd gebruik je 'ik' enkelvoud met 't', bij 'jij, hij, zij, het' enkelvoud zonder 't' en bij 'wij, jullie, zij' meervoud zonder 't'.

Slide 7 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien en vraag de leerlingen om de persoonsvorm aan te passen.
Verleden tijd
Bij verleden tijd gebruik je 'ik' enkelvoud met 'te(n)' of 'de(n)', bij 'jij, hij, zij, het' enkelvoud met 'te' of 'de' en bij 'wij, jullie, zij' meervoud met 'ten' of 'den'.

Slide 8 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien en vraag de leerlingen om de persoonsvorm aan te passen.
Voltooid deelwoord
Bij voltooid deelwoord gebruik je 'hebben' of 'zijn' en het voltooid deelwoord van het werkwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit hoe je het voltooid deelwoord vormt en geef voorbeelden.
Oefenen met tegenwoordige tijd
Laat een aantal zinnen zien en vraag de leerlingen om de juiste persoonsvorm te kiezen.

Slide 10 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes werken en bespreek de antwoorden daarna klassikaal.
Oefenen met verleden tijd
Laat een aantal zinnen zien en vraag de leerlingen om de juiste persoonsvorm te kiezen.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes werken en bespreek de antwoorden daarna klassikaal.
Oefenen met voltooid deelwoord
Laat een aantal zinnen zien en vraag de leerlingen om de juiste persoonsvorm te kiezen.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes werken en bespreek de antwoorden daarna klassikaal.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.