Fictie 1.1 boekopdracht, leestest

Fictie 1.1 
boekopdracht 1 en leestest
Leerdoelen: chronologie, terug- en vooruitwijzing, flashback, tijdsprong en open of gesloten einde
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Fictie 1.1 
boekopdracht 1 en leestest
Leerdoelen: chronologie, terug- en vooruitwijzing, flashback, tijdsprong en open of gesloten einde

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1
Maak een groepje van 3
a. vertel elkaar over boeken, series en films die je de afgelopen tijd hebt gelezen of gezien.
b. deel ze in categorieën in, bijvoorbeeld spannend, echt gebeurd, romantisch enz. 
c. benoem kort het onderwerp
d. staan er op de lijst aanraders voor jou?
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

H3 boekopdrachten
Dit jaar ga je 2 boeken lezen en een aantal korte verhalen.
Boek 1: pitch (P1)
Boek 2: recensie (P2)
Korte verhalen: bijbehorende opdrachten (P3)

De beoordeling is o/v/g en telt voor 10% mee voor je eindcijfer.

Slide 3 - Tekstslide

Boekopdracht Periode 1
pitchen in anderhalve minuut
In deze periode houd je een presentatie over het leesboek dat je hebt uitgekozen. Maak tijdens het lezen altijd aantekeningen over de hoofdpersoon en de belangrijkste bijpersonen en de gebeurtenissen.


Slide 4 - Tekstslide

Pitch 
In week 45 starten we met de presentaties. Je presentatie voorzie je van een powerpoint en op de dag dat je je presentatie houdt, lever je in een snelhechter in:
 
• Een voorblad met de titel van je boek, je naam, klas en het vak
• De geprinte dia’s (in klein formaat)
(de opdracht staat in It's Learning - bronnen - literatuur)

Slide 5 - Tekstslide

Doel presentatie
Het doel van je presentatie is om ons ervan te overtuigen dat jouw boek ábsoluut verfilmd moet worden.

Slide 6 - Tekstslide

Inhoud presentatie
1. Titel, schrijver en genre én je eigen naam/klas op eerste dia

2. Stel de hoofdpersoon voor op de tweede dia (uiterlijk-kenmerken-karakter-
relaties met andere personages) + laat eventueel zien hoe de hoofdpersoon in de film eruit zou moeten zien – ongeveer 30 seconden

3. Vertel de hoofdlijn van het verhaal met behulp van de derde dia – ongeveer 30 seconden

4. Leg goed uit waarom dit boek het verdient om verfilmd te worden met behulp van de vierde dia – ongeveer 30 seconden. Gebruik beoordelingswoorden en leg ze goed uit.


Slide 7 - Tekstslide

Beoordeling presentatie 
1. Inhoud hoofdpersoon – hoofdlijn verhaal – motivatie zijn goed uitgewerkt
2. Vorm functionele powerpoint – niet te veel en niet te weinig info – tijd
3. Uitvoering woordkeuze/zinnen – verstaanbaarheid – houding – overtuiging
(zie beoordelingsblad in de opdracht op It's Learning)


Slide 8 - Tekstslide

Boek kiezen
Kies deze week een boek
Laat je boek checken door je docent
Vanaf week 37 elke les meenemen!
  • Minimaal niveau C in de bibliotheek
  • Kijk op lezenvoordelijst.nl 13-15 minimaal niveau 2
  • Kijk op leesadviezen.nl minimaal niveau 2
  • Zie de leestips op blz. 17 

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel fictieboeken moet je dit jaar voor het vak Nederlands lezen?
A
1
B
2
C
2 + korte verhalen
D
3

Slide 10 - Quizvraag

Lijkt het je moeilijk om die boeken uit te lezen of gaat je dat makkelijk lukken?
A
dit wordt een drama
B
ik hoop dat het gaat lukken
C
komt goed
D
dit wordt een fluitje van een cent

Slide 11 - Quizvraag

Doe de leestest 
Zie de link op de volgende slide
5 min. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Chronologie
De gebeurtenissen in een verhaal kunnen chronologisch of niet-chronologisch worden verteld. Binnen een chronologische vertelvolgorde kunnen verwijzingen voorkomen naar dingen die eerder of later in het verhaal gebeuren. Daarbij wordt de gewone volgorde niet echt onderbroken.

Slide 14 - Tekstslide

Terugverwijzing en vooruitwijzing
In een terugverwijzing verwijst een personage naar iets wat eerder gebeurde. Een terugverwijzing is vrij kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gaat het om de gedachten van een personage.

Een vooruitwijzing is een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van een personage van angst of hoop voor de toekomst. Vooruitwijzingen verhogen vaak de spanning: je krijgt een vermoeden over het vervolg.

Slide 15 - Tekstslide

Flashback
Een flashback onderbreekt de chronologische volgorde wel. Het verhaal springt in een langere passage terug in de tijd. Je spreekt dan ook van een niet-chronologisch verteld verhaal. In een flashback worden eerdere gebeurtenissen uitgebreider verteld dan in een terugverwijzing.
 

De functie van een terugverwijzing of een flashback is dat de lezer meer informatie krijgt over een personage. Je komt iets te weten over het verleden, waardoor je het gedrag van een personage in het heden beter begrijpt.

Slide 16 - Tekstslide

Chronologie is ..
A
de volgorde van tijd van nieuw naar oud
B
de volgorde van tijd van oud naar nieuw
C
de volgorde waarin je het boek leest
D
de tijd die verstrijkt in het boek

Slide 17 - Quizvraag

Sleep het juiste onderdeel naar de juiste volgorde
terugverwijzing
vooruitwijzing
flashforward
flashback
chronologische volgorde
niet-chronologische volgorde

Slide 18 - Sleepvraag

Ik heb een voorkeur voor boeken die chronologisch/niet-chronologisch zijn verteld
A
Chronologisch
B
Niet-chronologisch

Slide 19 - Quizvraag

Tijdsprong
Binnen een verhaal kan het verteltempo wisselen.
De schrijver kan ook tijd overslaan. Dan is er sprake van een tijdsprong.

Slide 20 - Tekstslide

‘Drie maand later zagen ze elkaar weer.’ Dit is een voorbeeld van een ...

Slide 21 - Open vraag

Een belangrijke scène zal vaak uitgebreid verteld worden. Door ieder detail te vertellen, wordt het nu extra spannend gemaakt. Dit zal bijvoorbeeld zo zijn als een personage heimelijk verliefd is en zijn geliefde ziet: ieder detail, iedere aarzeling, iedere blik wordt beleefd. Als een relatief korte tijdspanne zo uitgebreid verteld wordt, spreek je van een ..
A
vertraging
B
versnelling

Slide 22 - Quizvraag

Een lange tijdsspanne wordt kort beschreven. Voorbeeld: ‘De jaren vlogen voorbij en ze zagen elkaar nauwelijks.’ Hierbij spreek je van een ...
A
vertraging
B
versnelling

Slide 23 - Quizvraag

Open of gesloten einde
De meeste verhalen eindigen met een gesloten einde. Alle vragen die door het verhaal zijn opgeroepen, zijn beantwoord en je weet hoe het met de personages afloopt. 

Als de afloop niet wordt verteld en aan het eind van het verhaal een aantal vragen niet is beantwoord, dan is er sprake van een open einde.

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer een verhaal eindigt en alle vragen zijn beantwoord, spreek je van een ...

Slide 25 - Open vraag

Ik heb een voorkeur voor boeken met een gesloten/open einde.
A
gesloten einde
B
open einde

Slide 26 - Quizvraag

Lees tekst 1
Maak opdracht 4, 5 en 6
blz. 12

Slide 27 - Tekstslide

Lezen 
Auteursdossier - Khalid Boudou
blz. 12

Slide 28 - Tekstslide

Vragen bij auteursdossier
a Ken je een of meer van de andere boeken van Khalid Boudou? Zo ja, wat vind je van die boeken?

b Boudou verwacht dat meer jongeren gaan lezen als zij kunnen lezen over personages die hetzelfde meemaken als zijzelf. Denk je dat die verwachting klopt? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Zou je Pizza Maffia willen lezen?
A
ja
B
nee
C
misschien

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Zou je De president willen lezen?
A
ja
B
nee
C
misschien

Slide 33 - Quizvraag

Leesvoorkeur
Toen je jong was, vond je misschien andere boeken leuk dan nu. Je leesvoorkeur verandert en ontwikkelt zich. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals:

Slide 34 - Tekstslide

Leeservaring
Als je meer gelezen hebt, ga je soms andere onderwerpen of een ander soort boeken waarderen.

Slide 35 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Als je beter wordt in lezen, kun je moeilijkere boeken aan. Soms kunnen die boeken je verrassen en wil je er meer van lezen.

Slide 36 - Tekstslide

Veranderde kennis en interesse
Als je meer kennis opdoet, kunnen je interesses veranderen. Ook daardoor kun je andere boeken ontdekken.

Slide 37 - Tekstslide

levenservaring
Als je in je leven moeilijke of andere bijzondere momenten meemaakt, wil je misschien boeken lezen over personages in een vergelijkbare situatie. Misschien spreken die boeken je daarna meer aan.

Slide 38 - Tekstslide

Welke reden heeft jouw leesvoorkeur met name veranderd?
A
leeservaring
B
leesvaardigheid
C
veranderde kennis en interesse
D
levenservaring

Slide 39 - Quizvraag

Lees tekst 2
blz. 13-15
Maak opdracht 9, 10 en 11

Slide 40 - Tekstslide