4.5 Genexpressie

Thema 4 DNA
4.5 Genexpressie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 DNA
4.5 Genexpressie

Slide 1 - Tekstslide

Noem enkele functies van eiwitten

Slide 2 - Open vraag

Wat zijn de bouwstenen van eiwitten?

Slide 3 - Open vraag

Uit welke 3 nucleotiden bestaan het start- en stopcodon?

Slide 4 - Open vraag

Wat is translatie?

Slide 5 - Open vraag

Voor welk aminozuur codeert het codon 'GCU' in het mRNA?

Slide 6 - Open vraag

Voor welk aminozuur codeert het anticodon 'GUC' in het tRNA?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn polypeptideketens?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Welke functie heeft de release-factor?

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 11 - Tekstslide

Verschillen in bouw en functie
IEDERE CEL BEVAT HETZELFDE GENOOM!
Afhankelijk van milieufactoren en celfunctie welke genen aan staan...

Genregulatie: genen aan en uitzetten 

Genexpressie: wanneer gen aan staat vindt transcriptie (DNA -> pre-mRNA) en translatie (mRNA -> eiwit) plaats 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Genregulatie bij prokaryoten

  • Inductor: stof die genexpressie op gang brengt -> bijv. lactose
  • Regulatorgen: codeert voor het repressormolecuul
  • Operon: deel van het DNA dat alle genen bevat die de vorming van een eiwit reguleren
  • Structuurgenen: bevatten informatie voor het vormen van een RNA of eiwit


Slide 14 - Tekstslide

Genregulatie bij prokaryoten

-> Repressor gebonden aan operator = geen transcriptie van structuurgenen

-> Lactose (inductor) gebonden aan repressor = vormverandering = blok binding aan operator = wel transcriptie van structuurgenen -> lactase (enzym) wordt gemaakt

Inductor = substraat van enzymen die gesynthetiseerd worden

Slide 15 - Tekstslide

Embryonale stamcellen
Omnipotent/totipotent: ontwikkelen tot ieder celtype, ook anders dan dat van embryo (bijv. placenta/navelstreng)

Pluripotent: ontwikkelen tot ieder celtype van organisme -> stamcellen

Multipotent: ontwikkelen tot beperkt aantal celtypen (bijv. bloedstamcellen)

Slide 16 - Tekstslide

Celdifferentiatie
  • Plaats en omstandigheden
  • Invloed van andere cellen
  • Regulatorgenen: transcriptiefactoren

Apoptose: geprogrammeerde celdood door middel van enzymen
  • Vingers en tenen
  • Afbraak van 'niet gewenste' cellen

Slide 17 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassenen

Slide 18 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassenen
  • Functie van de cel
  • Omstandigheden 

Transcriptiefactoren zijn nodig om RNA-polymerase transcriptie te laten starten
  • Activators binden aan enhancers = buigen DNA = andere transcriptiefactoren en RNA-polymerase kunnen binden aan promotor = transcriptie
  • Repressors blokkeren dit juist
Binas 71F

Slide 19 - Tekstslide

Steviger/losser binden van DNA door histon eiwitten 
& DNA-methylering
DNA-methylering

Slide 20 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassenen = Alternative splicing

Slide 21 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassenen

Slide 22 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassenen

Translatie voorkomen door RNA-interferentie (RNAi)
  • miRNA remt expressie van genen door afbreken/blokkeren mRNA-moleculen

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 24 - Tekstslide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 99 t/m 109.
Maken + nakijken opdr. 28 t/m 37.

Slide 25 - Tekstslide