17.3 transcriptie translatie dl1 voorbereiding

Nectar 17.3 
transcriptie en translatie
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nectar 17.3 
transcriptie en translatie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
-(toelichten wat het verband is tussen molecuulstructuur en functie van DNA, mRNA, tRNA en rRNA);
-(benoemen wat de functies zijn van DNA, mRNA, tRNA en rRNA);
-toelichten hoe eiwitten gevormd worden op basis van de relatie tussen codon en aminozuur
-beschrijven hoe de processen van transcriptie en translatie verlopen;
-beschrijven dat genen bij eukaryoten voor een groot gedeelte uit introns bestaan;







Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke processen in de kern? Welke bij de ribosomen? 

Slide 5 - Tekstslide

DNA dubbele streng
DNA - RNA 
RNA - eiwit
Waar staat dit in BINAS?

Slide 6 - Tekstslide

Binas 71C DNA&RNA (bouw)

Slide 7 - Tekstslide

Noem 3 verschillen tussen een RNA-molecuul en DNA-molecuul

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie van DNA naar mRNA

Slide 11 - Tekstslide

Transcriptie - translatie

Slide 12 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de functie van m-RNA?
A
de informatie voor een eiwit van DNA naar de ribosomen overbrengen
B
het bevat alle erfelijke informatie
C
RNA maakt eiwitten
D
RNA koppelt aminozuren aan elkaar tot eiwitten

Slide 14 - Quizvraag

Waar aan kan je een RNA sequentie herkennen?
A
Aanwezigheid van Adenine
B
Aanwezigheid van Cytosine
C
Aanwezigheid van Thymine
D
Aanwezigheid van Uracil

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde bij eiwitsynthese (eiwitvorming)
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
RNA verlaat de celkern en komt in het RER terecht
Het eiwit verlaat de ribosoom en komt in het RER
DNA in de celkern wordt afgelezen
Het RNA wordt afgelezen. Er ontstaat een eiwit
Er wordt RNA gevormd
RNA komt aan bij de ribosomen

Slide 16 - Sleepvraag

Transcriptie
Translatie
Waar?
Proces?
Bouwstenen?
DNA --> RNA
Celkern
Cytoplasma
Nuleotiden
RNA --> Eiwit
Aminozuren

Slide 17 - Sleepvraag

Zet de organellen in de juiste volgorde van eiwitsynthese
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - RER
B
RER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - RER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - RER - Golgi

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Een DNA code die leidt tot een stukje van een eiwit is: AAACGCTTT
Welke aminozuren worden door deze code ingebouwd in het eiwit op het ribosoom?

Slide 21 - Open vraag

Naar 17.3 van 6V
Bestudeer bron 8: Wat is nieuw?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Splicing
Genregulatie na 
transcriptie: Er ontstaat 
niet altijd hetzelfde 
mRNA

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Translatie

Slide 45 - Tekstslide

Begrippen
aminozuur, eiwit, proteïne, codon, startcodon, stopcodon, tripletcode,
transcriptie, translatie, mRNA, tRNA, rRNA, cytoplasma, ribosoom, golgi-systeem, (ruw) endoplasmatisch reticulum, anticodon, coderende streng, afleesrichting, template/matrijsstreng, DNA-polymerase, plasmide
introns, exons





Slide 46 - Tekstslide

Noteer vragen over de nieuwe stof die je in de les wilt stellen

Slide 47 - Open vraag