Stam = ik, je/ jij achter de pv, gebiedende wijs (loop/ word)
Stam + t = alle andere vormen enkelvoud (loopt, wordt)
Hele werkwoord = meervoud
Dus:
Ik loop/ Loop jij? Loop eens door! Ik vind, vind jij?
Jij / hij/ het loopt Jij/ hij/ het vindt
wij/ jullie lopen wij/ jullie vinden
Let op: je krijgt alleen dt als de stam eindigt op een d!!