2.4 Balans(mutaties)

Programma
- Aanmelden Lesson Up: mgbpd >>> zie chat!
- Huishoudelijke mededeling
- Nabespreken huiswerk (2.16 en 2.18a)
- Herhaling: balans
- Uitleg balansmutaties
- Oefeningen balansmutaties
- Huiswerk
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
- Aanmelden Lesson Up: mgbpd >>> zie chat!
- Huishoudelijke mededeling
- Nabespreken huiswerk (2.16 en 2.18a)
- Herhaling: balans
- Uitleg balansmutaties
- Oefeningen balansmutaties
- Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Huishoudelijke mededeling
Woensdag 3 maart
S.O. Hoofdstuk 1 - BE (Organisaties en Marketing)
Leer paragraaf 1.1 en 1.4
Online-toets via Lesson Up
Ingeleverde huiswerk telt mee als aftekenpunt
Cijfer: 1x bij rapport 2

Slide 2 - Tekstslide


Huidige 'stemming' van mijzelf
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

2.16 - 1
A
GOED
B
FOUT

Slide 4 - Quizvraag

2.16 - 2
A
GOED
B
FOUT

Slide 5 - Quizvraag

2.16 - 3
A
GOED
B
FOUT

Slide 6 - Quizvraag

2.16 - 4
A
GOED
B
FOUT

Slide 7 - Quizvraag

2.16b - 1
Als Piet een debiteur is van Jan,
is Jan een crediteur van Piet
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 8 - Quizvraag

2.16b - 2: Kasgeld is onderdeel van het eigen vermogen. Het is immers van de eigenaar.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 9 - Quizvraag

2.16b - 3
Als het slecht gaat met een bedrijf, zal het balanstotaal van de debetkant lager zijn
dan het balanstotaal van de creditkant.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 10 - Quizvraag

2.16b - 4
Een ventilator in een restaurant hoort
bij de inventaris, een ventilator in
een winkelschap hoort bij de voorraad.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 11 - Quizvraag

Antwoorden 2.16c/d/e

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb als eigen vermogen bij opdracht 2.18a berekend...

Slide 14 - Open vraag





Bezitting ?    > Geld? Ja > Liquide Middelen 
        of                               Nee > Langer dan 1 jaar? Ja > Vaste activa
   Schuld                                                                           Nee > Vlotten activa

Slide 15 - Tekstslide





Bezitting     
        of                                                  Nee > Vreemd vermogen kort
   Schuld ?   > Langer dan 1 jaar? Ja > Vreemd vermogen lang

Slide 16 - Tekstslide

Lege balans

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Balans opstellen/ balans mutaties

Slide 19 - Tekstslide

Even herhalen
De eerste opdracht: 
Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Slide 20 - Tekstslide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 21 - Sleepvraag

Opdracht 2
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.

Slide 22 - Tekstslide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 23 - Sleepvraag

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 25 - Quizvraag

Wat is eigen vermogen?
Geef de betekenis.

Slide 26 - Open vraag

Balansmutaties
Veranderingen van balansposten

Slide 27 - Tekstslide

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt cash.





Verandering activa €0 en verandering passiva €0
 
 
 

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt op een later moment. (Ze koopt op rekening)




Verandering activa €1.000,- en verandering passiva €1.000,-

 
 
 

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,-. Ze betaalt cash  €250,- en koopt de rest op rekening. 
 



Verandering activa +€750 en verandering passiva +€750
 
 

Slide 31 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 32 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Verschil tussen verkoop en inkoop = brutowinst
Dit komt terecht in het eigen vermogen.

Slide 33 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 34 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling dus bank daalt.
Crediteuren (schuld) daalt, want er wordt afgelost.

Slide 35 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 36 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Betaling via kas, dus kas daalt.
Er wordt voorraad gekocht, dus voorraad stijgt. 

Slide 37 - Tekstslide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.
A
Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
B
Kas -€2.200 Kosten +€2.200
C
Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
D
Kas +€2.200 Kosten -€2.200

Slide 38 - Quizvraag

Hoe ziet dit eruit?
Kosten betaald per bank, dus kas daalt.
Opbrengsten en kosten komen in het eigen vermogen terecht. Bij kosten, daalt het eigen vermogen.

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk

3 maart: S.O. H1
10 maart: maken 2.18b+c en 2.19

Slide 40 - Tekstslide