2M2 Lockdown week 2 les 1: grammatica: meewerkend voorwerp

Grammatica
Meewerkend voorwerp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week
Vorige week hebben jullie het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp geleerd. Wat is er blijven hangen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

Ik heb tijdens de lockdown nog wel voetbaltraining.
A
de lockdown
B
ik
C
voetbaltraining

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Ik heb tijdens de lockdown nog wel voetbaltraining.
A
heb
B
heb tijdens
C
heb nog wel voetbaltraining
D
heb voetbaltraining

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik heb tijdens de lockdown nog wel voetbaltraining.
A
de lockdown
B
nog wel voetbaltraining
C
voetbaltraining

Slide 5 - Quizvraag

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp


DOEL: Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling:

gezegde: alle werkwoorden uit de zin


onderwerp: wie (wat) + gezegde?


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

  • aan (voor) wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
  • Check daarna of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen. Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen

Ik wil mijn oma graag een dikke knuffel geven

Slide 10 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Ik / wil / aan mijn oma / graag / een dikke knuffel / geven
wg = wil geven
ow = ik (Wie wil geven?)
lv = een dikke knuffel (Wat wil ik geven?)
mv --> Aan wie wil een dikke knuffel geven? aan mijn oma

Controle: kan ik aan weglaten? JA --> meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet aan jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
aan jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 12 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 15 - Open vraag

Het meewerkend voorwerp is:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag
Ga naar Nieuw Nederlands online --> planning --> Maak 2M2: 2M2: Lockdown week 2: les 1

Slide 19 - Tekstslide