AH Steunles - 01-02-2021

vakflex Engels 4 februari
Present Simple
Vragen en Ontkenningen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

vakflex Engels 4 februari
Present Simple
Vragen en Ontkenningen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

He _____ (drive) to work every day

Slide 6 - Open vraag

She ____ (go) to work by bus

Slide 7 - Open vraag

It _____ (push) her off the edge

Slide 8 - Open vraag

He _____ (mix) the sand with water

Slide 9 - Open vraag

do / does / don't / doesn't

Slide 10 - Tekstslide

Je gebruikt DO / DOES bij vraagzinnen.

Slide 11 - Tekstslide

Je gebruikt DON'T / DOESN'T bij ontkennende zinnen.

Slide 12 - Tekstslide

DO / DOES

Do I walk?
Do you walk?
Does he/she/it walk? 
(zonder S achter WALK!)
Do we walk?
Do you walk?
Do they walk?
DON'T / DOESN'T

I don't walk.
You don't walk.
He/she/it doesn't walk.
(zonder S achter WALK!)
We don't walk.
You don't walk.
They don't walk.

Slide 13 - Tekstslide

I _____ like films.
A
don't
B
doesn't

Slide 14 - Quizvraag


No, it _____ work. It's broken.
A
don't
B
doesn't

Slide 15 - Quizvraag

_____ Ann always call Sam?
A
Do
B
Does

Slide 16 - Quizvraag

_____ he live in Holland?
A
Do
B
Does

Slide 17 - Quizvraag

_____ I work at Hema?
A
Do
B
Does

Slide 18 - Quizvraag

Maak een vraagzin:

We like reading.

Slide 19 - Open vraag

Maak een vraagzin:
He drinks coffee

Slide 20 - Open vraag

Maak een ontkennende vraagzin:
They work really hard.

Slide 21 - Open vraag

Maak een ontkennende zin:
Sandy takes nice photos.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Goal: je kunt de onderdelen van een Engelse zin in de juiste volgorde plaatsen 
  • You know what the word order of an English sentence should look like

Slide 25 - Tekstslide

Hij koopt elke week appels op de markt.
Welke vertaling is juist ?
A
He buys appels every week at the market.
B
He buys appels at the market every week.
C
Every week he buys appels at the market
D
He buys every week appels at the market.

Slide 26 - Quizvraag

Wie doet wat (of wie) waar wanneer?
         O             ww          lvw /mwv           plaats                   tijd
         I               run          a marathon      in New York        every year
        He           meets    his friends         at a bar               on Saturdays

Slide 27 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT (of wie)
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 28 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter koopt elke week appels op de markt.
Peter buys appels at the market every week.
Every week Peter buys appels at the market.

Slide 29 - Tekstslide

tijd en plaatsbepaling

Plaats komt voor Tijd in de zin

Ook in het alfabet komt P voor de T

I will go to Amsterdam next week


Slide 30 - Tekstslide

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik ga mijn kamer vanmiddag opruimen
I am going to tidy up my room this afternoon.

Slide 31 - Tekstslide

Bijwoorden van frequentie
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 32 - Tekstslide

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 33 - Tekstslide

De bijwoorden van frequentie 
(bv. always, usually, regularly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord.

Behalve .............

Slide 34 - Tekstslide

Bij het werkwoord : to be
Am/ are/ is  zetten 
we het bijwoord  achter het werkwoord

He is never late
She was always happy

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
I always am happy.
B
I am always happy.
C
I am happy always.
D
Always I am happy.

Slide 37 - Quizvraag

Zet de volgende zin in de juiste volgorde:
a compliment – the teacher – in the classroom – me – almost every week – gives

Slide 38 - Open vraag

Zet de volgende zin in de juiste volgorde:
for his girlfriend – on the market – He – some flowers – once a month – buys - always

Slide 39 - Open vraag

Zet de volgende zin in de juiste volgorde:
eat - My family and I - lots of ice cream - every summer holiday -in Italy

Slide 40 - Open vraag

Heb je de uitleg over de woordvolgorde goed begrepen?
A
Ja!!!!
B
Best wel, maar ik heb nog vraagje.
C
Nee, ik snap er helemaal niks van.
D
Nee, maar ik zoek het zelf wel uit.

Slide 41 - Quizvraag

Over welk grammatica onderwerp
wil je volgende keer graag uitleg?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Video