5.3 Gebogen grafiek (deel 1)
1 / 25
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat voor soort grafiek is dit?
A
Lineaire grafiek
B
Vloeiende kromme
C
Periodieke grafiek
D
Parabool
Slide 8 - Quizvraag
Hoe word een gebogen grafiek ook genoemd?
A
Kromme
B
Dalende grafiek
C
Vloeiende kromme
D
Stijgende grafiek
Slide 9 - Quizvraag
Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte grafiek
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek
Slide 10 - Quizvraag
Hoe ziet de grafiek van deze tabel eruit?
A
Stijgende rechte lijn
B
Dalende stijgende lijn
C
Stijgende gebogen lijn
D
Dalende gebogen lijn
Slide 11 - Quizvraag
Gebogen grafiek
periodieke grafiek
Lineaire grafiek
Slide 12 - Sleepvraag
Wat is het maximum van de grafiek?
A
10 meter
B
9 meter
C
8 meter
D
6 meter
Slide 13 - Quizvraag
Hoe ver van Peter vandaag komt de bal weer op de grond?
A
10 meter
B
9 meter
C
8 meter
D
6 meter
Slide 14 - Quizvraag
Marloes staat 4m van Peter vandaan.
De bal is recht boven haar.
Hoe hoog is de bal dan?
De bal is recht boven haar.
Hoe hoog is de bal dan?
A
10 meter
B
9 meter
C
8 meter
D
6 meter
Slide 15 - Quizvraag
Welk punt op de grafiek hoort hierbij?
A
punt (3,9)
B
punt (5,5)
C
punt (1,5)
D
punt (4,8)
Slide 16 - Quizvraag
Nathalie trapt een bal. zie grafiek hiernaast.
Wat is het hoogste punt van de grafiek?
Wat is het hoogste punt van de grafiek?
A
punt (2 , 4)
B
punt (3 ; 4,5)
C
punt (0 , 0)
D
punt (6 , 0)
Slide 17 - Quizvraag
Hoe hoog komt de bal?
A
4,0 meter
B
6,0 meter
C
4,5 meter
D
3,0 meter
Slide 18 - Quizvraag
A
2,5 meter
B
6,0 meter
C
4,5 meter
D
1,5 meter
Slide 19 - Quizvraag
Hoe ver van Nathalie komt de bal op de grond?
A
4,0 meter
B
6,0 meter
C
4,5 meter
D
3,0 meter
Slide 20 - Quizvraag
Punt (2 , 4) ligt op de grafiek.
vul in:
de 2 hoort bij:
vul in:
de 2 hoort bij:
A
afstand(m)
B
hoogte(m)
Slide 21 - Quizvraag
Punt (2 , 4) ligt op de grafiek.
vul in:
de 4 hoort bij:
vul in:
de 4 hoort bij:
A
afstand(m)
B
hoogte(m)
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent punt (2, 4)?
A
Bij een afstand van 4 m is de bal 2 m hoog
B
Bij een afstand van 2 m is de bal 4 m hoog
C
Bij een afstand van 6 m is de bal 0 m hoog
D
Bij een afstand van 4 m is de bal 4 m hoog
