3H: spelling H1: Trema, apostrof, accent, cedille

Wat weet je al?
Maak de volgende proeftoets. Hoeveel had je er goed?
Oefening 3: accent, trema en apostrof
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je al?
Maak de volgende proeftoets. Hoeveel had je er goed?
Oefening 3: accent, trema en apostrof

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Waarom spellingtekens?
Jezelfverstaanbaarmakenisnognietaltijdevenmakkelijk. 

Deze les gaat over spellingtekens die ervoor moeten zorgen dat we woorden beter kunnen lezen en uitspreken. Ze worden dan ook gebuikt om lees- en uitspraakproblemen te voorkomen. 
Ieder spellingteken wordt op net een andere manier ingezet, dus let goed op!

Slide 3 - Tekstslide

Waarom dus?
Om uitspraakproblemen te voorkomen gebruik je trema’s, apostrofs, accenttekens en soms een cedille.

Slide 4 - Tekstslide

Het trema gebruik je:
- om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: beïnvloeden, Indiër, reeën, variëren;
   - er is dus geen trema nodig in: beantwoord, deodorant, ontdooiing;

- in sommige leenwoorden: fröbelen, kür, patiënt.

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 5 - Tekstslide

De apostrof gebruik je:
- om uitspraakproblemen te voorkomen als je een \-s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y: buggy’s, Emma’s boek, ski’s;
er is dus geen apostrof nodig in: Lines tas, loverboys, niveaus;

- als weglatingsteken: Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens;

- in afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, sms’je, wc’s;
in verkleinwoorden op \-y voorafgegaan door een medeklinker: pony’tje (maar: spraytje).

Slide 6 - Tekstslide

Drie accenten; alleen bij de letter e
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême

Veel minder vaak komen ze voor op andere letters:
– twee à drie schepjes, maître

Slide 7 - Tekstslide

Accent aigu
Het accent aigu wordt ook gebruikt om een woord(deel) te benadrukken. Het staat dan op alle klinkers van de lettergreep, behalve als het om drie opeenvolgende klinkers gaat: dan krijgen alleen de eerste twee klinkers een klemtoonteken (móói, ééuw).

– Een ongeluk moet je zien te voorkómen.
– Sander heeft geen twéé fietsen, maar drie!

Maar: Kan een van jullie de boodschappen doen? 
Je kunt 'een' hier alleen maar uitspreken als het cijfer 1 en daarom zijn accenten hier niet nodig.

Slide 8 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 9 - Tekstslide

Quizje
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 18 - Quizvraag

Ga verder in je boek
Spelling P2 blz. 244
Opdracht 1, 2 en 3
Klaar?
https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/overige-spellingregels/
https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/



 

Slide 19 - Tekstslide

Behoefte aan meer uitleg?
Bekijk dan volgende dia's.

Slide 20 - Tekstslide

Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 21 - Tekstslide

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 22 - Sleepvraag

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Timo's zus.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij deejaytje, trolleytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 23 - Tekstslide

Accentteken en cedille
1. Accent aigu: naar rechts - wijst naar de 1 op de klok, dus klinkt als de 'e' van één). Deze gebruik      je ook om bepaalde klemtonen nadruk te geven. 
    Bijv: café, Hé joh, niet doen!, protegé, Gátver, dat lust ik écht niet!'; 
2. Accent grave: naar links - wijst naar de 11 op de klok, dus klinkt als de 'e' van elf)
    Bijv. Genève, Blèren, carrière, etagère; 
3. Accent circonflexe (uitspraak: sierkonfleks): ook wel 'het dakje' genoemd. Dit gebruiken we             maar zelden. Het geeft een korte klank, harde klank aan.
     Bijv: maître, enquête, fêteren, crêpe.

De cedille is het flubbeltje onder de c (ç), dat ervoor zorgt dat je de 'c' als een 's' uitspreekt: reçu, Curaçao.  Je typt de ç door  ' + c te typen. 

Slide 24 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 25 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 26 - Open vraag

Noem een voorbeeld van de 3 verschillende accenten die er zijn

Slide 27 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 28 - Open vraag