friese taal

Friese taal
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Friese taal

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de les van gisteren?

Wat weet je nog van de les van gisteren?

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent .........
Stean
sitte
rinne

Rin nei de kast.
Gean stean
Gean sitte

Slide 3 - Tekstslide

In deze les:
  • leer je meer over de Friese taal en de sporten
  • leer je gemakkelijke Friese woorden zeggen
  • ga de betekenis van Friese zinnen raden.

Slide 4 - Tekstslide

vragen over Friesland:

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

heeft Friesland eigen sporten
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

is Fries in Friesland een schoolvak?
A
Nee
B
Ja

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heten deze kleuren in het Fries?

Slide 9 - Tekstslide

Welke kleur is dit?
A
giel
B
grien

Slide 10 - Quizvraag

Welke kleur is dit?
A
giel
B
read

Slide 11 - Quizvraag

Welke kleur is dit?
A
wit
B
blauw

Slide 12 - Quizvraag



Welke kleur is dit?



Laat de leerlingen de lege kaart van Nederland zien en vervolgens Friesland aanwijzen (Link2). Je kan hier eventueel vragen waar Amsterdam, Rotterdam en den Haag zit. Vraag nog niet waar Leeuwaarden is.

Laat de leerlingen de kaart van Friesland 3 minuut lang bestuderen. Geef instructie van tevoren dat ze hun dorpje/stad moeten opzoeken en in de klas rondlopen en hun klasgenoten vragen waar zij wonen. Ook moeten ze proberen de grootste steden/dorpen te onthouden (waar ze liggen) Link 3

Na 3 minuten moeten de leerlingen hun kaarten retourneren en je begint de Topo Game (Link 4)
Tip. Kijk van tevoren welke steden/dorpen in de game staan en voeg de dorpjes van je mentorleerlingen toe.

Link 1 http://www.wereld-kaart.com/kaart/blanco-kaart-van-de-wereld/






Link 2 https://www.zorgsaamwonen.nl/rondje-langs-de-provincies/toer-door-nederland







Link 3 De kaart moet je zelf printen (staat ook aan het eind van dit document)
https://www.traildino.nl/trace/continents-europe/countries-netherlands/states-Friesland



Link 4
Topo game
LessonUp - Waar is je stad in Friesland

10 min Taalspelletje:
De docent zegt een woord in het Fries en de leerlingen raden wat het woord betekent.
(hier moeten de Friestalige mensen me helpen)


10 zelfstandige naamwoorden (dingen)
5 kleuren
5 bijvoeglijke naamwoorden (korte uitleg met voorbeelden wat een bijvoeglijk naamwoord is bvb groot, snel, klein, boos, mooi)
10 werkwoorden
5 korte frasen (tot straks, dat weet ik niet, heel leuk, ga weg, ik ben boos, lekker weertje etc)
5 hele zinnen (iets grappigs en niet zo moeilijk misschien)

Simmer yn Fryslân = zomer in friesland
Skoalle = school
Kaai = Sleutel
heit = papa
Mem = mama
Pake = opa
beppe = Oma
Bérn = kind
Skuon = schoenen
ko = koe
Frysk Hynder = fries paard
Sûkerbôle = suiker brood
holle = hoofd
famke = meisje
jonkje = jongen

Grien = groen
Giel = geel
Read = Rood
Pears = Paars
Brún = bruin

Grut = groot
Lyts = klein

stean = staan
sitte = zitten
rinne = lopen

Goeie = Hallo
Oant sjen = Tot ziens
Oant moarn = Tot morgen
ik gjin fuort = ik ga weg
dot wit ik net = dat weet ik niet
bin we moai fuort net = wat zijn we mooi weg
As it net kin sa’t it moat, dan moat it mar sa’t it kin = Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.


Tijd over? Woordzoeker Zal in 133 klaarliggen


Introductieles Simmer in Fryslan
5 min Begroeting enn een praatje over hoe het gaat en of de leerlingen weten wat het onderwerp van onze projectweek is.
Het filmpje over friesland laten zien, ondertussen kunnen de leerlingen een stukje suikerbrood eten.
Link filmpje Friesland op de ‘Best in Europe’ lijst van Lonely Planet (youtube.com)

5-10 min Even doorvragen wat de leerlingen van Fryslan vinden, wat hun eerste indruk was en of ze hier zouden willen blijven.
Ook vragen wat ze al over Friesland weten/kunnen vertellen

20 min Geografie game.
Laat de leerlingen een lege kaart van de wereld zien (Link1). Laat hun hun land van herkomst opzoeken.
Daarna moeten ze Nederland vinden.

Laat de leerlingen de lege kaart van Nederland zien en vervolgens Friesland aanwijzen (Link2). Je kan hier eventueel vragen waar Amsterdam, Rotterdam en den Haag zit. Vraag nog niet waar Leeuwaarden is.

Laat de leerlingen de kaart van Friesland 3 minuut lang bestuderen. Geef instructie van tevoren dat ze hun dorpje/stad moeten opzoeken en in de klas rondlopen en hun klasgenoten vragen waar zij wonen. Ook moeten ze proberen de grootste steden/dorpen te onthouden (waar ze liggen) Link 3

Na 3 minuten moeten de leerlingen hun kaarten retourneren en je begint de Topo Game (Link 4)
Tip. Kijk van tevoren welke steden/dorpen in de game staan en voeg de dorpjes van je mentorleerlingen toe.

Link 1 http://www.wereld-kaart.com/kaart/blanco-kaart-van-de-wereld/






Link 2 https://www.zorgsaamwonen.nl/rondje-langs-de-provincies/toer-door-nederland







Link 3 De kaart moet je zelf printen (staat ook aan het eind van dit document)
https://www.traildino.nl/trace/continents-europe/countries-netherlands/states-Friesland



Link 4
Topo game
LessonUp - Waar is je stad in Friesland

10 min Taalspelletje:
De docent zegt een woord in het Fries en de leerlingen raden wat het woord betekent.
(hier moeten de Friestalige mensen me helpen)


10 zelfstandige naamwoorden (dingen)
5 kleuren
5 bijvoeglijke naamwoorden (korte uitleg met voorbeelden wat een bijvoeglijk naamwoord is bvb groot, snel, klein, boos, mooi)
10 werkwoorden
5 korte frasen (tot straks, dat weet ik niet, heel leuk, ga weg, ik ben boos, lekker weertje etc)
5 hele zinnen (iets grappigs en niet zo moeilijk misschien)

Simmer yn Fryslân = zomer in friesland
Skoalle = school
Kaai = Sleutel
heit = papa
Mem = mama
Pake = opa
beppe = Oma
Bérn = kind
Skuon = schoenen
ko = koe
Frysk Hynder = fries paard
Sûkerbôle = suiker brood
holle = hoofd
famke = meisje
jonkje = jongen

Grien = groen
Giel = geel
Read = Rood
Pears = Paars
Brún = bruin

Grut = groot
Lyts = klein

stean = staan
sitte = zitten
rinne = lopen

Goeie = Hallo
Oant sjen = Tot ziens
Oant moarn = Tot morgen
ik gjin fuort = ik ga weg
dot wit ik net = dat weet ik niet
bin we moai fuort net = wat zijn we mooi weg
As it net kin sa’t it moat, dan moat it mar sa’t it kin = Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.


Tijd over? Woordzoeker Zal in 133 klaarliggen




Welke kleur is dit?
A
giel
B
read

Slide 13 - Quizvraag

Friese zinnen raden:

Slide 14 - Tekstslide

Oant moarn
A
doei
B
tot ziens
C
tot morgen
D
fijne dag nog

Slide 15 - Quizvraag

Oant sjen!
A
Tot ziens
B
Tot morgen

Slide 16 - Quizvraag

Ik gean fourt.
A
Ik ga weg
B
Ik kom op school.
C
Ik zie je niet.
D
Ik lees.

Slide 17 - Quizvraag

Goeie!
A
Daag!
B
Hallo
C
gehoorapparaat
D
luisteren

Slide 18 - Quizvraag

De sinne skynt hjoed.
A
De zon schijnt vandaag.
B
Een mooie hoed.

Slide 19 - Quizvraag

Dat wit ik net.
A
Dat weet ik niet.
B
Doe maar niet.

Slide 20 - Quizvraag

Ik hiet Klaas.
A
Je hoest.
B
Hoe heet jij?

Slide 21 - Quizvraag

Wit ik net.
A
Het net is wit.
B
Ik weet het niet.

Slide 22 - Quizvraag

it ein

Slide 23 - Tekstslide