wurden fan tiid
1 / 33
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Januari en februari wurde
A
Jannuari, februari
B
Jannuary, february
C
Jannewaris, febrewaris
D
Januari, februwari
Slide 15 - Quizvraag
Maitiid
A
B
C
D
Slide 16 - Quizvraag
Simmer
A
B
C
D
Slide 17 - Quizvraag
maart, april, augustus en oktober
skriuwst itselde
as yn it Nederlânsk
skriuwst itselde
as yn it Nederlânsk
A
Kloppet
B
Kloppet net
Slide 18 - Quizvraag
Winter
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
Hjerst
A
B
C
D
Slide 20 - Quizvraag
Maandag
=
=
A
Moandei
B
Maandei
C
Moandag
D
Maandag
Slide 21 - Quizvraag
Woensdag
A
Woonsdei
B
Woansdei
C
Woansdag
D
Woansje
Slide 22 - Quizvraag
Vrijdag =
A
Fridag
B
Frijdei
C
Freed
D
Freedag
Slide 23 - Quizvraag
Zaterdag en zondag?
A
Saterdag en sonnedag
B
Sneon en snein
C
Sneon en sinnedei
D
saterdei en snein
Slide 24 - Quizvraag
Woensdag en donderdag
A
Woensdei en donnerdei
B
Woansdei en tongersdag
C
Woensje en tongersje
D
Woansdei en tongersdei
Slide 25 - Quizvraag
September, november en december wurde
A
Septimber, novimber, desimber
B
Bliuwe itselde
Slide 26 - Quizvraag
Juni en juli?
A
Bliuwt itselde
B
Juny en july
Slide 27 - Quizvraag
Vandaag en gisteren
A
Fandei en justeren
B
Hjoed en juster
Slide 28 - Quizvraag
De dei dasto in jier âlder wurdst
A
ferjierdei
B
jierdei
