Nederlands CE lezen/luisteren


CE lezen/luisteren 2f

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


CE lezen/luisteren 2f

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met de 'aanleiding' van een tekst?
A
Waar de tekst in grote lijnen over gaat
B
Waarom de tekst geschreven is

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een tekstdoel?
A
Hoe de tekst eruit ziet
B
Voor wie de schrijver z'n tekst schrijft
C
Wat de schrijver uiteindelijk vindt van een product
D
Welke bedoeling de schrijver heeft met de tekst

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het tekstdoel 'activeren'?
A
Schrijver wil lezer aansporen iets te doen
B
Schrijver wil laten zien hoe je iets moet doen
C
Schrijver wil met feiten informatie geven over product
D
Schrijver wil dat je van mening veranderd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen tekstsoort?
A
Ingezonden brief
B
Recept
C
Instrueren
D
Stripverhaal

Slide 5 - Quizvraag

De montagehandleiding voor je Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
Amuserende tekst
B
Instructieve tekst
C
Betogende tekst
D
Informatieve tekst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het 'onderwerp' van een tekst?
A
Dit vertelt in één woord waar tekst over gaat
B
Geeft de conclusie van de tekst

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een 'conclusie'
A
Hierin wordt het belangrijkste verteld wat de schrijver duidelijk wil maken aan de lezer
B
Hierin wordt samengevat, argumenten beschreven en een standpunt gegeven

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de 'hoofdgedachte' van een tekst
A
Het belangrijkste wat de schrijver duidelijk wil maken met de tekst
B
Wat het uiteindelijke resultaat is

Slide 9 - Quizvraag

Waar in de tekst kun je de hoofdgedachte vaak vinden? (meerdere antw. mogelijk)
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Die moet je gokken
D
Slot

Slide 10 - Quizvraag

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
Meningen
B
Instructies
C
Argumenten
D
Feiten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Tekens & symbolen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Gezichtsuitdrukkingen

Slide 13 - Quizvraag

Is de volgende zin formeel of informeel: Geachte heer, mevrouw,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst:
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Stripverhaal

Slide 15 - Quizvraag

Wat doe je als eerste als je een tekst voor je krijgt op je examen?
A
Verkennend lezen: Titels, afbeeldingen, etc. bekijken
B
Globaal lezen: Inleiding en eerste + laatste zin van alle alinea's lezen
C
Intensief lezen: Heel nauwkeurig de tekst lezen
D
Samenvatten: In eigen woorden de tekst kort en bondig herhalen

Slide 16 - Quizvraag