Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Kapitel 1-3
VWO 3
Kapitel 1-3
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
VWO 3
Kapitel 1-3
Slide 1 - Tekstslide
Präteritum
haben-hatten-gehabt
sein-waren-gewesen
werden-wurden-geworden
Slide 2 - Tekstslide
Wir........... im April viel Regen
Ergänze im Präteritum
A
haben
B
hattet
C
habten
D
hatten
Slide 3 - Quizvraag
Im Wald........... es immer schnell kalt.
Ergänze im Präteritum
A
werdete
B
wurde
C
wurdest
D
werdetest
Slide 4 - Quizvraag
Warum ......... ihr in der Stadt?
Ergänze im Präteritum
A
wart
B
sind
C
warte
D
seid
Slide 5 - Quizvraag
Ich ......... Ferien.........!
A
habt gewesen
B
habe gehabt
C
bin gehabt
D
bin gewesen
Slide 6 - Quizvraag
Schwache Verben
stam + -te,-test,-te,-ten,-tet,-ten,-ten
Let op!!! Als de stam eindigt op een -d of -t, -m of -n wordt er voor de uitgangen van de verleden tijd een extr -e ingevoegd!!!
Slide 7 - Tekstslide
Wir......... in den Bergen. (zelten)
A
zelten
B
zelteten
C
zelteteten
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van lernen?
A
lernen
B
lernten
C
lornen
D
liernten
Slide 9 - Quizvraag
Gestern ...........es. (hageln)
A
hagelte
B
hageltete
C
hagelt
D
hagele
Slide 10 - Quizvraag
Es............ den ganzen Tag.
A
regnetet
B
regnetest
C
regnete
Slide 11 - Quizvraag
Der Himmel ist heute sehr blau.
übersetze!
Slide 12 - Open vraag
Derzeit liegt die Temperatur bei ein bis zwei Grad.
übersetze
Slide 13 - Open vraag
Außerdem ist es für Kinder in der Stadt gefährlich.
Slide 14 - Open vraag
het bos
de zee
het meer
de mist
der Wald
das Meer
der Nebel
der See
Slide 15 - Sleepvraag
trotzdem
dennoch
jedoch
derzeit
kaum
ganz
desondanks
heel
momenteel
nauwelijks
desondanks
echter
Slide 16 - Sleepvraag
Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval
Slide 17 - Quizvraag
In welke naamval staat het onderwerp?
A
4e naamval
B
1e naamval
C
5e naamval
D
geen naamval
Slide 18 - Quizvraag
Thomas besucht ... Oma.
A
die 1e naamval
B
die 4e naamval
Slide 19 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn
Slide 20 - Quizvraag
Welk persoonlijk voornaamwoord is "haar" in het Duits? Luister en klik op het juiste antwoord.
timer
0:15
A
B
C
D
Slide 21 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
durch dich
Slide 22 - Quizvraag
Vertaal voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord in het Duits.
Was hast du eigentlich (tegen haar).....
Slide 23 - Open vraag
ein- Gruppe (1)
ein- Gruppe (3)
ein
eine
ein
keine
einem
einer
einem
meinen
Slide 24 - Sleepvraag
Fragen und Antworten bilden!
Wie hast
Wie fühlst
Wie geht es
Wann hast du
du dich?
dir heute?
dich verletzt?
du dich verletzt?
Slide 25 - Sleepvraag
de buik, de nek, het been, de koorts
Was bedeuten diese Wörter?
A
der Bauch, die Nase, das Bein, das Fieber
B
der Rücken, der Hals, das Bein, die Erkältung
C
die Nase, der Bauch, der Magen, das Bein
D
der Bauch, der Hals, das Bein, das Fieber
Slide 26 - Quizvraag
irgendwann, deswegen, traurig
Was bedeuten diese Wörter?
A
soms, daarom, bijna
B
ooit, daarom, verdrietig
C
ooit, bijna, verdrietig
D
soms, daarom, verdrietig
Slide 27 - Quizvraag
etwa
gleich
die Art
geeignet
großartig
die Leidenschaft
entweder...oder
unbedingt
ongeveer
of.....of
geschikt
in ieder geval
gleich
de passie
de soort
geweldig
Slide 28 - Sleepvraag
Welke modale werkwoorden heb je al geleerd?Schrijf in het Duits .
Slide 29 - Open vraag
Wat is er typisch aan de Modal Verben?
Slide 30 - Open vraag
Warum ........ du ins Zentrum fahren? (müssen)
Ergänze das Verb im Präteritum
A
musste
B
müsstest
C
musstest
D
müsstet
Slide 31 - Quizvraag
......... deine Schwester schon alleine fliegen? (dürfen)
Ergänze das Verb im Präteritum
A
durfte
B
dürftest
C
durftest
D
dürfte
Slide 32 - Quizvraag
Der Bahnhof war zu weit weg, wir......nicht zu Fuß gehen. (können)
Ergänze das Verb im Präteritum
A
konnten
B
könnten
Slide 33 - Quizvraag
....... ihr uns die Stadt zeigen?
Ergänze das Verb im Präteritum
A
willte
B
wolltet
C
willten
D
wollten
Slide 34 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Quiz 3G2 5. Oktober 2023
Oktober 2023
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3A Quiz Grammatik A Kapitel 1 + Wortschatz
Oktober 2023
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Duits
Secondary Education
kennistoets 3
Oktober 2024
- Les met
39 slides
Duits
Middelbare school
vmbo lwoo, havo, vwo
Leerjaar 4
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
Oktober 2024
- Les met
16 slides
Duits
Secondary Education
16-10 4H - Kapitel 1: Wiederholung
Oktober 2024
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
3H NK Kapitel 3: Unterwegs
Januari 2024
- Les met
41 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education