Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
gram zinsontleding compleet mavo
Zinsontleden
Alle zinsdelen
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleden
Alle zinsdelen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan uitleggen hoe je alle zinsdelen kan vinden.
Ik kan zelf alle zinsdelen vinden, maar kan het nog niet uitleggen.
Ik snap nu beter hoe ik de zinsdelen kan vinden door extra oefeningen.
Slide 2 - Tekstslide
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin + aan het + te.
Het onderwerp kan je vinden door te vragen: wie/wat + gezegde?
Het lijdend voorwerp kan je vinden door de vraag te stellen: wie/wat + gezegde + ow?
Slide 3 - Tekstslide
Over welk zinsdeel was geen uitleg op de vorige slide?
A
werkwoordelijk gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
persoonsvorm
Slide 4 - Quizvraag
Op welke drie manieren kan je de persoonsvorm vinden?
Slide 5 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
"Harry heeft al weken zijn huiswerk niet gemaakt."
A
Harry
B
heeft
C
weken
D
gemaakt
Slide 6 - Quizvraag
Maak de zin vragend. Wat is de persoonsvorm?
"Harry heeft al weken zijn huiswerk niet gemaakt."
A
Harry
B
heeft
C
weken
D
gemaakt
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen manier om de persoonsvorm te vinden?
A
Zet de zin in een andere tijd.
B
Verander het getal.
C
Maak de zin vragend.
D
Kies een willekeurig werkwoord uit de zin.
Slide 8 - Quizvraag
Het wederkerend voornaamwoord slaat terug op het onderwerp.
Hij scheert
zich
elke ochtend
.
Weder = terug
keren = draaien/komen
ik vergis
me
jij vergist
je
hij vergist
zich
wij vergissen
ons
jullie vergissen
je
zij vergissen
zich
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ze schaamt zich niet voor de rommel.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn broer heeft zich geabonneerd op een online game.
Slide 11 - Open vraag
Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ze schaamt zich niet voor de rommel.
A
Ze
B
schaamt
C
zich
D
niet
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn broer heeft zich geabonneerd op een online game.
A
heeft geabonneerd
B
heeft zich geabonneerd
C
heeft op een online game
D
mijn broer heeft
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ze schaamt zich niet voor de rommel.
A
Ze
B
zich
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn broer heeft zich geabonneerd op een online game.
A
heeft
B
heeft geabonneerd
C
heeft zich geabonneerd
Slide 15 - Quizvraag
Waar bestaat het werkwoordelijk gezegde uit?
Slide 16 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin
B
alle werkwoorden van een zin
C
het laatste werkwoord van een zin
D
de persoonsvorm en het onderwerp samen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Mijn opa zit te slapen in zijn stoel."
A
zit
B
zit slapen
C
zit te slapen
Slide 18 - Quizvraag
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
Slide 19 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
"Harry heeft al weken zijn huiswerk niet gemaakt."
Slide 20 - Open vraag
Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat + pv?
C
wie/wat + wg?
D
wie/wat + lv?
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
"Harry heeft al weken zijn huiswerk niet gemaakt."
A
Harry
B
zijn huiswerk
C
gemaakt
D
weken
Slide 22 - Quizvraag
Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
Slide 23 - Open vraag
Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + ow?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?
Slide 24 - Quizvraag
Vul de vraag in: wie/wat + wg + ow?
"Hij heeft zijn jas aan de kapstok gehangen."
A
wie/wat heeft hij gehangen?
B
wie/wat heeft hij aan de kapstok gehangen?
C
wie/wat heeft hij?
D
wie/wat heeft zijn jas aan de kapstok gehangen?
Slide 25 - Quizvraag
Stel de vraag: wie/wat + wg + ow? Wat is het lijdend voorwerp?
"Hij heeft zijn jas aan de kapstok gehangen."
A
hij
B
aan de kapstok
C
zijn jas
D
gehangen
Slide 26 - Quizvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
gezegde
Zin:
persoonsvorm
De buurman
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.
Slide 27 - Sleepvraag
Wat is de persoonsvorm?
De buurman wilde gisteren het vogelhuisje in de boom hangen.
Slide 28 - Open vraag
Wat is het gezegde?
De buurman wilde gisteren het vogelhuisje in de boom hangen.
Slide 29 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
De buurman wilde gisteren het vogelhuisje in de boom hangen.
Slide 30 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp?
De buurman wilde gisteren het vogelhuisje in de boom hangen.
Slide 31 - Open vraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
gezegde
lijdend
voorwerp
persoonsvorm
Ze
heeft
dit jaar
een mooi cadeau
gemaakt.
Slide 32 - Sleepvraag
Hoe goed snap jij alle zinsdelen?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 33 - Poll
Stel tenminste 1 vraag over zinsontleding.
Slide 34 - Open vraag
Aan het werk
Maak in het boek de opdrachten bij de paragraaf grammatica
Blz. 50:
opdr. 1, opdr. 3 t/m 9 en opdr. 11
Slide 35 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
L17 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mei 2022
- Les met
44 slides
Taal
Primary Education
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordvolgorde
Juni 2022
- Les met
24 slides
English
Tertiary Education
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
Oktober 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
Maart 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Bijwoordelijke bepaling
September 2021
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2