Grammatica zinsdelen: alles herhalen + H1 Les 1 + 2

2V Grammatica zinsdelen
Alles herhalen van leerjaar 1


1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

2V Grammatica zinsdelen
Alles herhalen van leerjaar 1


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Je kunt van een zin de volgende zinsdelen aanwijzen: pv, ow, wg/ng, lv, mv en bwb.

Slide 2 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Tijdens de pauze
heeft
de directeur
mij
een waarschuwing
gegeven.

Slide 3 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp DOET iets
  • Alleen werkwoorden (soms 'te' en 'aan het') 
  • Belangrijkste werkwoord (achteraan) is een zelfstandig werkwoord


Ik heb elke dag de woonkamer gestofzuigd voor mijn moeder.

Naamwoordelijk gezegde
  • Onderwerp IS iets 
  • alle ww +  [naamwoordelijk deel] = eigenschap/toestand v/h ow
  • belangrijkste werkwoord = kww
  • Trucje: het kww kan vervangen worden door zijn, worden en blijven.

Ik ben vorige maand [25 jaar] geworden.

Slide 4 - Tekstslide

Van de roman Lord of the Rings heeft Peter Jackson in Nieuw Zeeland een prachtige film gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Van de roman Lord of the Rings / heeft / Peter Jackson / in Nieuw Zeeland / een prachtige film / gemaakt.

ow = Peter Jackson
wg = heeft gemaakt
lv = een prachtige film
bwb = Van de roman Lord of the Rings
bwb = in Nieuw Zeeland

Slide 6 - Tekstslide

Volgens Bert zal de leraar wiskunde de hele volgende week ziek blijven.

Slide 7 - Tekstslide

Volgens Bert / zal / de leraar wiskunde / de hele volgende week / ziek / blijven.

ow = de leraar wiskunde
ng = zal [ziek] blijven
bwb = Volgens Bert
bwb = de hele volgende week

Slide 8 - Tekstslide

Vanuit Nederlands-Indië brachten VOC-schepen allerlei producten naar Nederland.

Slide 9 - Tekstslide

Juiste antwoord
Vanuit Nederlands-Indië / brachten / VOC-schepen / allerlei producten / naar Nederland.

ow = VOC-schepen
wg = brachten
lv = allerlei producten
bwb = Vanuit Nederlands-Indië
bwb = naar Nederland

Slide 10 - Tekstslide

Zo’n belastingformulier is voor de meeste Nederlanders veel te ingewikkeld.

Slide 11 - Tekstslide

Zo’n belastingformulier / is / voor de meeste Nederlanders / veel te ingewikkeld.

ow = Zo’n belastingformulier
ng = is [veel te ingewikkeld]
mv = voor de meeste Nederlanders

Slide 12 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een NG en een WG.

Slide 13 - Open vraag

Het team van het Nederlands elftal heeft op het WK-voetbal niet goed gepresteerd.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Kleine kinderen zijn meestal bang in het donker.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Eén van de beroemdste Nederlandse zangers is in ons dorp komen wonen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Na drie uur zwemmen waren de leerlingen uit 2A bekaf

Slide 17 - Tekstslide

Na drie uur zwemmen /waren/ de leerlingen uit 2A/ bekaf.

pv = waren
ow = de leerlingen uit 2A
ng = waren [bekaf]
bwb = na drie uur zwemmen

Slide 18 - Tekstslide

Lijdend voorwerp 

  • ding of persoon ondergaat iets (= kan er niets aan doen dat het gebeurt)
  • Alleen bij een werkwoordelijk gezegde!
  • begint nooit met een voorzetsel 

    Wat/wie + pv + ow + rest wg 


Meewerkend voorwerp 

  • persoon ontvangt iets
  • kan bij werkwoordelijk én naamwoordelijk gezegde
  • begint vaak met aan/voor, je kunt aan/ voor ook weglaten


    Aan wie/voor wie + pv + ow + (lv) + rest wg 

Slide 19 - Tekstslide

Vertel wat je nog weet over het lijdend voorwerp:

Slide 20 - Open vraag

Vertel wat je nog weet over het meewerkend voorwerp:

Slide 21 - Open vraag

Ik zag jou op de hoek van de straat staan.
Lijdend
voorwerp

Meewerkend
voorwerp

Ander
zinsdeel
De zuster biedt hulp aan oudere mensen.
Die tafel heeft mijn broer getimmerd.
Het schilderij hangt aan de muur in het museum.

Slide 22 - Sleepvraag

Ontleed de onderstaande zin: pv, ow, wg, lv en mv.

"Op de A28 staan twee motoragenten bekeuringen uit te delen aan snelheidsduivels."

Slide 23 - Open vraag

Ontleed deze zin:
Op de A28 staan twee motoragenten bekeuringen uit te delen aan snelheidsduivels.
pv=
ow=
wg/ng=
lv=
mv =
bwb=

Slide 24 - Tekstslide

Antwoord vorige dia
"Op de A28 / staan / twee motoragenten /  bekeuringen / uit te delen / aan snelheidsduivels."

pv = staan
ow = twee motoragenten
wg = staan uit te delen
lv = bekeuringen
mw = aan snelheidsduivels

Slide 25 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- De zinsdelen die overblijven zijn bwb (prullenbak!)
- Antwoorden op de vraagwoorden: wanneer, waarom, hoe, hoeveel... zijn bwb.
- De vraagwoorden zelf: wanneer, waarom, hoe, hoeveel... zijn bwb.
- Deze woorden zijn altijd bwb: zeker, absoluut, allicht, misschien, eigenlijk, natuurlijk, misschien, vaak, soms, nooit, altijd, wel, niet (er zijn er nog meer).


Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je nu over de
bijwoordelijke bepaling?

Slide 27 - Woordweb

bijwoordelijke bepaling
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder.

Slide 28 - Sleepvraag

Ontleed deze zin:
In de kantine zal de sponsor alle scheidsrechters trakteren op koffie met gebak.
pv=
ow=
wg/ng=
lv=
mv =
bwb=

Slide 29 - Tekstslide

Antwoord vorige dia
"In de kantine / zal / de sponsor / alle scheidsrechters / trakteren / op koffie met gebak."
pv = zal
ow = de sponsor
wg = zal trakteren
lv = alle scheidsrechters (wie/wat zal de sponsor trakteren?)
mv = X
bwb = In de kantine, op koffie en gebak

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Alles herhalen van periode 1
(2 lessen)
LES 2

Slide 32 - Tekstslide

Doel van de les
Vorige les:
  • een zin ontleden: pv, ow, wg/ng, lv, mv en bwb 
Deze les:
  • Ik kan wederkerende werkwoorden herkennen in de zin.
  • Ik kan de werkwoordelijke uitdrukking herkennen in de zin.

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen
Vorige les:
  • Je moet een hele zin kunnen ontleden: pv, ow, wg/ng, lv, mv en bwb

Deze les:

  • Je weet wat wederkerende werkwoorden zijn en of ze bij een lijdend voorwerp of werkwoordelijk gezegde horen;
  • Je kunt een zin met een werkwoordelijke uitdrukking herkennen.

Slide 34 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukking
  •  een vaste combinatie van een werkwoord en een of meer andere woorden
  • het heeft een figuurlijke betekenis  
  • je benoemt de hele werkwoordelijke uitdrukking als wg

Tijdens de uitverkoop heeft hij achter het net gevist
pv = heeft / ow = hij / wg = heeft achter het net gevist 

Slide 35 - Tekstslide

In welke zin staat een werkwoordelijke uitdrukking?

A
De peuter is tijdens de les op de kast geklommen.
B
De conciërge laat de vervelende leerling de vloer vegen.
C
Ik wandel vandaag lekker door het bos.
D
Jorn werd voor het karretje gespannen door zijn zusje.

Slide 36 - Quizvraag

De ervaren schaatser gaat niet verder trainen.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijke uitdrukking
B
Deze zin heeft geen werkwoordelijke uitdrukking

Slide 37 - Quizvraag

Ontleed de zin helemaal. (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb)

"Waarmee heb je de beginnende journalist op de kast gejaagd?"

Slide 38 - Open vraag

Antwoord vorige dia
"Waarmee heb je de beginnende journalist op de kast gejaagd?"

pv = heb
ow = je
wg = heb op de kast gejaagd
lv = de beginnende journalist
bwb = waarmee

Slide 39 - Tekstslide

Verplichte wederkerende werkwoorden
  • Hoort bij het wg
  • Je kunt voor het wed. vnw. géén ander persoon invullen.
  • verplichte verwijzing naar het ow

Ik vergis me wel eens in mijn rooster.
ow  = ik
wg = vergis me
(hier kan niets anders dan 'me' staan)
Toevallig wederkerende werkwoorden
  • hoort bij het lijdend voorwerp
  • géén verplichte verwijzing naar het onderwerp (je kunt ook iets anders invullen)
Ik vermaak me vandaag met een nieuw spel.
ow = ik
wg = vermaak

lv = me (hier kan bijv. ook 'jullie' staan)

Slide 40 - Tekstslide

Ik erger me voornamelijk aan spelfouten in een tekst.
A
Verplicht wederkerend werkwoord
B
Toevallig wederkerend werkwoord

Slide 41 - Quizvraag

Mijn moeder wast zich elke ochtend uitgebreid onder de douche.
A
Verplicht wederkerend werkwoord
B
Toevallig wederkerend werkwoord

Slide 42 - Quizvraag

Ontleed deze zin helemaal (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb)

"Mijn zusje slooft zich uit tijdens de voetbalwedstrijd."

Slide 43 - Open vraag

Antwoord vorige dia
"Mijn zusje slooft zich uit tijdens de voetbalwedstrijd."

pv = slooft
ow = mijn zusje
wg = slooft zich uit
bwb = tijdens de voetbalwedstrijd

Slide 44 - Tekstslide

Einddoelen grammatica zinsdelen
  • Ik weet hoe ik zinsdelen kan vinden (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb).
  • Ik kan een zin helemaal ontleden (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb).
  • Ik kan herkennen of een zin een verplicht of toevallig wederkerend werkwoord bevat en kan dit juist benoemen.
  • Ik weet wat een werkwoordelijke uitdrukking is en kan dit herkennen in een zin.

Slide 45 - Tekstslide

In hoeverre denk je dat je de einddoelen van grammatica zinsdelen beheerst?
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Huiswerk voor de volgende les
Bekijk het filmpje over het zinsdeel 'voorzetselvoorwerp'. (SOM) Maak tijdens het kijken aantekeningen over de stof.

De aantekeningen laat je zien in de les.

Maak H1 Wg en Lv opdracht 3. 
Maak altijd een screenshot van je scherm en zet zinsdeelstreepjes. 

Slide 47 - Tekstslide