Futur proche

le futur proche
In deze LessonUp herhaal je de futur proche

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

le futur proche
In deze LessonUp herhaal je de futur proche

Slide 1 - Tekstslide

voor je begint...
- wat betekent 'futur proche'?
- welk hulpwerkwoord heb ik ervoor nodig?
- help?

Slide 2 - Tekstslide

futur proche
futur = toekomst (denk aan het Engels - the future)
proche = nabij

--> de nabije toekomst
bv ik ga eten
ex. je vais manger
ik eet nu nog niet, maar ik ga het doen, over een aantal minuten...

Slide 3 - Tekstslide

hulpwerkwoord
ik ga eten
je vais manger

hulpwerkwoord: 
gaan = aller
dat moet je dus vlot kennen!

Slide 4 - Tekstslide

le verbe "aller"

Slide 5 - Tekstslide

help!?
ik ben de weg kwijt!

--> in je boek achteraan
groene bladzijden GRAMMAIRE
p164-165 (havo2)
p165-166 (vwo2)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

le verbe aller
hierna volgen een aantal opdrachten over de vervoeging van 'aller'

als je dit al onder de knie hebt, kan je deze ook overslaan

Slide 8 - Tekstslide

'Aller' betekent
A
gaan
B
zijn
C
kunnen
D
willen

Slide 9 - Quizvraag

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 10 - Sleepvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
il, elle, on va
nous allons
tu vas
vous allez
ils vont
je vais

Slide 11 - Sleepvraag

aller (je)
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

aller (tu)
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

aller (nous)
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

aller (vous)
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

exercices
hierna volgen een aantal opdrachten over de futur proche

Slide 16 - Tekstslide

nager - je
futur proche
A
je nage
B
j'ai nagé
C
je vais nager
D
je vais nage

Slide 17 - Quizvraag

jouer au foot - nous
futur proche
A
nous allez jouer au foot
B
nous allons jouer au foot
C
nous avons joué au foot
D
nous jouons au foot

Slide 18 - Quizvraag

wat betekent
nous allons jouer au foot

Slide 19 - Open vraag

Zet in de futur proche:
je regarde une série.
A
je vas regarder une série.
B
je vais regarder une série.
C
je vais regarde une série
D
j'aller regarder une série.

Slide 20 - Quizvraag

welke zin staat in de futur proche?
A
Monique et Pierre vont à Paris.
B
Monique et Pierre sont allés à Paris.
C
Monique et Pierre vont aller à Paris.
D
Monique et Pierre va aller à Paris.

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin staat niet in de futur proche?
A
Tu as mangé une pizza.
B
Tu vas manger une pizza.
C
Vous allez manger une pizza.
D
Nous allons manger une pizza.

Slide 22 - Quizvraag

Zeg in het Frans dat je huiswerk gaat maken.

Slide 23 - Open vraag

Zeg in het Frans, in de futur proche, dat jouw zus muziek gaat luisteren.

Slide 24 - Open vraag

un petit test
hierna krijg je een aantal volledige werkwoorden 
vervoeg ze in de futur proche aangepast aan het onderwerp dat erbij staat

maak dit op een apart blaadje
je kan jezelf controleren met de slide die erna komt

Slide 25 - Tekstslide

le futur proche
je
manger
tu
regarder
elle
chanter
nous
danser
vous
jouer
elles
nager
timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

le futur proche
je
manger
je vais manger
tu
regarder
tu vas regarder
elle
chanter
elle va chanter
nous
danser
nous allons danser
vous
jouer
vous allez jouer
elles
nager
elles vont nager

Slide 27 - Tekstslide