2HV H0 les 5

En forme?
Prends juste un stylo
et ton cahier 
H0 les  5                On y va!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

En forme?
Prends juste un stylo
et ton cahier 
H0 les  5                On y va!

Slide 1 - Tekstslide

prends ton agenda!
Jeudi : pas de cours
mardi 14/9: so werkwoorden zie A4

Slide 2 - Tekstslide

Objectifs
Aan het eind van deze les: 

1. Je kan de ww vervoegen in de futur proche
2. heb je met de oefentoets gezien of je al klaar bent voor de toets







Slide 3 - Tekstslide

1. le futur proche (herhaling)
2. Oefentoets
3. toets zelf nakijken (zie antwoorden op SOM)
fouten verbeteren
4. Ga naar verbuga.eu om te oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf eens op wat het werkwoord ALLER betekent

Slide 5 - Open vraag

Is ALLER een regelmatig of een onregelmatig werkwoord?
A
regelmatig werkwoord
B
onregelmatig werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 7 - Sleepvraag

Vul de passende vorm in bij:

Nous ...
A
vas
B
va
C
allons
D
vont

Slide 8 - Quizvraag

Vul de passende vorm in bij:

Elles ...
A
vais
B
va
C
allons
D
vont

Slide 9 - Quizvraag

Vul de passende vorm in bij:

Je ...
A
vais
B
vas
C
allez
D
vont

Slide 10 - Quizvraag

Vul de passende vorm in.

Mes copains ... au cinéma.
A
va
B
allez
C
allons
D
vont

Slide 11 - Quizvraag

Le verbe aller = gaan 
Je vais (ik ga)
Tu vas (jij gaat)
Il/elle/on va (hij/zij/men gaat)
Nous allons (wij gaan)
Vous allez (jullie gaan / u gaat) 
Ils/elles vont (zij gaan) 

Slide 12 - Tekstslide

Le futur proche

De futur proche in het Nederlands: de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren.  

Bijvoorbeeld: ik ga mijn huiswerk maken, hij gaat zijn kamer opruimen,
wij gaan elkaar missen etc..

Slide 13 - Tekstslide

Le verbe aller: 

Je vais (ik ga)
Tu vas (jij gaat)
Il/elle/on va (hij/zij/men gaat)
Nous allons (wij gaan)
Vous allez (jullie gaan/u gaat)
Ils/elles vont (zij gaan)
Om de futur proche te maken:

Vervoeging van werkwoord
aller + infinitif (hele werkwoord)

Bijv: Tu vas parler français?
          Nous allons écouter le prof
          Il va ranger sa chambre
          Je vais manger un croissant
          ils vont chanter une chanson
let op de plaats van het infinitief!

Slide 14 - Tekstslide

(parler) elle..... ............anglais

zet het ww tussen haakjes in de futur proche

Slide 15 - Open vraag

Le futur proche et la négation
De ontkenning: ne......pas
Je zet ne voor de persoonvorm en pas na de persoonsvorm:

je ne vais pas acheter de pantalon
nous n'allons pas faire du shopping à Paris
Ils ne vont pas acheter de vêtement

Slide 16 - Tekstslide

Des questions?
je gaat nu de oefentoets maken

als je klaar bent, kijk je zelf na met het antwoordenblad op SOM (bijlagen vak Frans) 

Slide 17 - Tekstslide

Objectifs
Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Tekstslide