Par 3.3 les 1_V3_voor jezelf beginnen

Par 3.3 les 1_V3_voor jezelf beginnen
  • Goedenmiddag, ga rustig op je plek plattegrond zitten
  • Telefoon in telefoontas en jas over je stoel
  • Pak alvast, je boek, schrift, pen en rekenmachine
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par 3.3 les 1_V3_voor jezelf beginnen
  • Goedenmiddag, ga rustig op je plek plattegrond zitten
  • Telefoon in telefoontas en jas over je stoel
  • Pak alvast, je boek, schrift, pen en rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Agenda les
  • introductie nieuwe stof SO toets 3  en PW toets 4
  • leerdoelen par 3.3
  • uitleg par 3.3
  • opdracht
  • zelf aan de slag
  • Huiswerk
  • extra uitlegfilmpje om evt thuis te bekijken

Slide 2 - Tekstslide

Bedrijfseconomie 
SO toets 3 (10%): Par 3.3, 3.4 en 4.1
PW toets 4 (20%): Par 4.2, 4.3 en 5.1
(BE= economische werking bedrijf)

Slide 3 - Tekstslide

Tekst
STEEK JE HAND OP ALS (1 VAN) JE OUDERS EEN ONDERNEMER IS
OF HEB JE ZELF EEN EIGEN ONDERNEMING?
WAT VOOR SOORT ONDERNEMING?
WEET JE DE ONDERNEMINGSVORM?
DE RECHTSVORM?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen par 3.3 (2 lessen)
  • Je kunt beschrijven en toelichten wat er bij de start van een onderneming komt kijken.
  • Je kunt in eigen woorden omschrijven wat een rechtspersoon is.
  • Je kunt de vier ondernemingsvormen met hun kenmerken opsommen. (deze les 2 ondernemingsvormen en volgende les 2 ondernemingsvormen)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Kamer van koophandel
Ondernemingsplan
  • De KVK helpt (startende) bedrijven en voert wetten uit, zoals de handelsregisterwet.
  • Ondernemingsplan: een plan waarin de startende ondernemer uitlegt hoe het bedrijf gaat werken en wat er nodig is.

Slide 7 - Tekstslide

Overzicht soorten ondernemingsvormen
Behandelen in par 3.3: eenmanszak, VOF, BV en NV
Behandelen in par 3.4: vereniging en stichting

Slide 8 - Tekstslide

Ondernemer
  • De ondernemer combineert de productiefactoren kapitaal, arbeid en natuur om een product of dienst te maken waarmee geld (winst) verdiend wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Eenmanszaak
  • Een onderneming waarin één persoon, de eigenaar, de leiding heeft.
  • Geen rechtspersoon.
  • Eigenaar in privé aansprakelijk voor de schulden van de eenmanszaak (= hoofdelijk aansprakelijk).
  • winst belast in de inkomstenbelasting

  • ZZPér = Freelancer: Zelfstandige zonder personeel. Bijzondere vorm eenmanszaak.

Slide 10 - Tekstslide

ZZP-er
is een ondernemer als:
  • die winst behaalt
  • zelfstandig is en meerdere opdrachtgevers heeft
  • ondernemersrisico loopt (b.v. niet betalen klanten)

Slide 11 - Tekstslide

Vennootschap onder Firma
  • Zijn twee of meer personen eigenaar van één onderneming.
  •  Geen rechtspersoon.
  • Eigenaren in privé aansprakelijk voor de schulden van de VOF (= hoofdelijk aansprakelijk).
  • winst belast in inkomstenbelasting

Slide 12 - Tekstslide

Belastingvoordelen ondernemer
  • Zelfstandigenaftrek elk jaar
  • Startersaftrek: eerste 3 jaar voor starter.
  • MKB-vrijstelling: 14% van de resterende winst na aftrek.
Voorbeeld belastbare winst en inkomstenbelasting berekening

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
  • Lees bron 2 op blz 89 boek
  • Maak daarna opgave 3 en 4
  • Hoe: stil en zelfstandig 
    e.v.t. fluisterend overleg tweetal naast elkaar
  • Tijd: 10 minuten (daarna kort klassikaal bespreken)
  • Klaar: ga verder met opgave 5 t/m 9

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 3: Waarom startersaftrek?
  • In het begin maken startende ondernemers veel kosten en weinig omzet. Dan kunnen ze een extra aftrek goed gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 4: Belastbare winst jaar 1?
Winst € 27.500
- startersaftrek € 2.123
- zelfstandigenaftrek € 7.280
= € 18.097 (resterende winst) 
Over resterende winst bereken je de 14% MKB-vrijstelling:
- 14% van €18.097 = € 2.533,58
18.097 - 2.533,58= € 15.563,42 afgerond € 15.563,-

Slide 16 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees bron bron 3 en maak opdracht 5
  • Lees bron 4 t/m 7 en maak opdracht 6 en 7

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
  • Lees paragraaf 3.3 helemaal
  • Lees bron bron 3 en maak opdracht 5
  • Lees bron 4 t/m 7 en maak opdracht 6 en 7
  • Maak opdracht 8 en 9
  • Kijk de opdrachten na met andere kleur pen

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord vraag 5 par 3.3.
Het gaat om een eenmanszaak en hij is privé ook failliet. Voor de schuldeisers wordt daarom ook naar zijn persoonlijke situatie gekeken.’ Hieruit blijkt dat het privégeld van de eigenaar niet veilig is bij een faillissement. Het privégeld gaat waarschijnlijk naar de schuldeisers van het bedrijf.

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord vraag 6 en 7 par 3.3.
Vraag 6:
Het meest voor de hand ligt B. Met een tekstverwerker kom je al ver. 
Bij A en D zijn grotere investeringen nodig zoals machines etc. 
Bij C is gespecialiseerde software nodig en de branche is erg complex geworden.
Vraag 7: B en C

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord vraag 8 en 9 par 3.3.
Vraag 8:
a De eigenaren zijn aansprakelijk voor alle schulden.
b Het werk kan worden verdeeld, bij ziekte kan het werk (voor een deel) doorgaan, er kan meer geld opgebracht worden.

Vraag 9: C

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video