Werkwoorden Lowan Kleding

Fijn dat je er bent!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Groep 1

Nieuwe werkwoorden leren

Pak je pen en je schrift.
Wat gaan we doen?
Groep 2
Werken in Goed Begin
en Schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les (groep 1)

Je weet de betekenis van 6 nieuwe werkwoorden van
 het thema "De kleding".
Je kan deze woorden zeggen en goed schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Welke werkwoorden ken je nog?

Slide 4 - Tekstslide

zwemmen
hebben
ik heb een tas

Slide 5 - Tekstslide

zwemmen

ik zwem
jij / hij / zij zwemt


wij / jullie / zij zwemmen

hebben

ik heb
jij hebt
hij / zij heeft

wij / jullie /zij  hebben

Slide 6 - Tekstslide

gooien
springen

Slide 7 - Tekstslide

gooien

ik gooi
jij / hij / zij gooit

wij / jullie / zij gooien

springen

ik spring
jij / hij / zij springt

wij /jullie / zij  springen

Slide 8 - Tekstslide

aantrekken
zien

Slide 9 - Tekstslide

aantrekken

ik trek aan
jij / hij / zij trekt aan

wij /jullie / zij trekken aan

zien

ik zie
jij / hij / zij ziet

wij / jullie / wij zien

Slide 10 - Tekstslide

kopen
( op school )       zijn

Slide 11 - Tekstslide

kopen

ik koop
jij / hij / zij koopt

wij / jullie / zij kopen

zijn

ik ben
jij bent
hij / zij is

wij / jullie / zij zijn


Slide 12 - Tekstslide

rennen
uittrekken

Slide 13 - Tekstslide

rennen

ik ren
jij / hij / zij rent

wij / jullie / zij rennen

uittrekken

ik trek uit
jij / hij / zij trekt uit

wij / jullie / zij trekken uit

Slide 14 - Tekstslide

dobbelstenen-dictee

1 = ik                                                                           1. zwemmen
2= jij                                                                           2. hebben
3 = hij/zij                                                                  3. gooien 
4 = wij                                                                        4. springen
5 = jullie                                                                    5. aantrekken
6 = zij                                                                          6. zijn

Slide 15 - Tekstslide

Doel van deze les (groep 2)

Je weet van 16 woorden de betekenis.
Je kan deze woorden correct gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

De 16 woorden (oefening 1)
de achternaam                  het nummer
het adres                              de postcode
de geboortedatum          de straat
getrouwd                              de telefoon
het land                                 het telefoonnummer
de leeftijd                             de voornaam
de naam                                de woonplaats
de nationaliteit                   wonen
Schrijf in je eigen taal de betekenis op bij oefening 1

Slide 17 - Tekstslide

Oefening 1 klaar?
Ga verder met de andere oefeningen.
Alles klaar?
Steek je vinger op.

Samen controleren.

Slide 18 - Tekstslide

Doel van deze les (groep 1)

Je weet de betekenis van 6 nieuwe werkwoorden van
 het thema "De kleding".
Je kan deze woorden zeggen en goed schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

zwemmen

ik ?


hebben


jij ?


Slide 20 - Tekstslide

zwemmen

ik zwem


hebben

ik heb
jij hebt
hij / zij heeft

wij / jullie /zij  hebben

Slide 21 - Tekstslide

gooien

ik ?
jij / hij / zij ?



springen


wij /jullie / zij  ?

Slide 22 - Tekstslide

gooien

ik gooi
jij / hij / zij gooit



springen



wij /jullie / zij  springen

Slide 23 - Tekstslide

Doel van deze les (groep 2)

Je weet van 16 woorden de betekenis.
Je kan deze woorden correct gebruiken.

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf op
Wat is je voornaam?
In welke straat woon jij?
Ben jij getrouwd?
Wat is jouw leeftijd?

Slide 25 - Tekstslide