Herhaling H4

Hoofdstuk 4 - Waarom werken
4.1 Redenen om te werken: arbeidsmotieven

Soorten werk:
  • voltijd en deeltijd
  • vast en flexibel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 - Waarom werken
4.1 Redenen om te werken: arbeidsmotieven

Soorten werk:
  • voltijd en deeltijd
  • vast en flexibel

Slide 1 - Tekstslide

Jesse werkt 36 uur per week. Hij heeft een ....
A
deeltijdbaan
B
voltijdbaan

Slide 2 - Quizvraag

Sarah hoeft niet elke dag te werken, ze hoeft alleen maar te werken als de baas haar nodig heeft. Sarah heeft een:
A
Voltijdbaan
B
Flexibele baan
C
Deeltijdbaan
D
Achtbaan

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
ontwikkeling
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

4.2 Wat kun je doen
Verschil werkgever & werknemer
Uitvoerende & leidinggevende functie
Organogram
Twee wetten van belang:
  • arbeidstijdenwet
  • Arbo-wet 

Slide 6 - Tekstslide

Als mensen doen wordt hun wordt opgedragen hebben zij een .........
A
Uitvoerende functie
B
Leidinggevende functie

Slide 7 - Quizvraag

De manager is werkgever
A
onjuist
B
juist

Slide 8 - Quizvraag

In welke wet staan regels over werktijden?
A
Algemene Ouderdomswet
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbeidsomstandig-hedenwet
D
Wet Minimumjeugdloon

Slide 9 - Quizvraag

In de ... staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
WerkloosheidsWet (WW)
D
Arbeidswet

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kan je in een organogram zien wie de directie is ?
A
De positie van de directie staat links getekend
B
De positie van de directie staat bovenaan getekend
C
De positie van de directie staat van onderaan getekend
D
De positie van de directie staat rechts getekend

Slide 11 - Quizvraag

Arbeidstijdenwet
Organogram
Leidinggevende functie
ARBO-wet
Werknemer
Vakkenvuller bij Jumbo
Dragen van veiligheids-schoenen
Directeur op een school

Na drie uur werken , half uur rust
Schematische weergave van een bedrijf

Slide 12 - Sleepvraag

4.3 Wat moet je doen
  • arbeidsovereenkomst: werknemer werkt, werkgever betaalt.
  • Proeftijd en opzegtermijn
  • vaste en tijdelijke dienst
  • oproepbasis / flexibel werken

Slide 13 - Tekstslide

Dit is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer.
A
CAO
B
Arbeidsovereenkomst
C
Flexwerk
D
Arbeidsvoorwaarden

Slide 14 - Quizvraag

wie mag binnen de proeftijd het contract verbreken?
A
een rechter
B
de werknemer
C
de werkgever
D
werknemer en/of werkgever

Slide 15 - Quizvraag

Wat bedoelt men met een opzegtermijn?
A
Tijdens het opzegtermijn mag je je baan opzeggen.
B
Dit is de periode die je nog moet uitwerken na opzeggen van je baan.
C
In deze periode mag je je mening vertellen over je baan.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe lang is de opzegtermijn?
A
1 maand
B
2 maanden
C
3 maanden
D
alle 3 de antwoorden zijn goed.

Slide 17 - Quizvraag

4.4 Wat houd je er aan over?
  • Loonbelasting: belasting die je betaalt over het salaris (loon) dat je krijgt.
  • Vinden van een baan lukt niet? uitkering, ook wel sociale zekerheid. 

Slide 18 - Tekstslide

Ben je ziek?
Werkgever is verplicht door te betalen: minimaal 70% van je salaris. 

Werknemersverzekering (dus als je werkt);
  • Ziektewet (ZW)
  • Werkeloosheidwet (WW)

Slide 19 - Tekstslide

Volksverzekeringen
Is voor iedereen (dus ook als je niet werkt)
  • Algemene Ouderdomswet (AOW);
  • Werk en Bijstand (WWB)

Brutoloon en Nettoloon: verschil zit in de loonbelasting  en volksverzekeringen.

Slide 20 - Tekstslide

De Werkloosheidswet en de Ziektewet zijn voorbeelden van
A
Volksverzekeringen
B
Werknemersverzekeringen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe bereken je het nettoloon?
A
Brutoloon - loonbelasting + premies
B
Brutoloon - loonbelasting - premies
C
Brutoloon + loonheffing
D
Brutoloon - btw

Slide 22 - Quizvraag