- Celorganellen die met de lichtmicroscoop niet te zien zijn: ribosomen, mitochondriën, endoplasmatisch reticulum (ER) en lysosomen
- Celorganel: deel van de cel met een eigen vorm en functie, vaak door een membraan van het cytoplasma afgescheiden
Slide 10 - Tekstslide
Celkern
In het kernplasma ligt het DNA.
DNA ligt opgerold in de vorm van chromosomen
(Kernlichaampje:
Vormt ribosomen)
Kernporiën:
Maakt transport naar cytoplasma mogelijk
Slide 11 - Tekstslide
Endoplasmatisch reticulum oftewel ER
Functie: Plek voor het maken van eiwitten en transport naar het golgi systeem
De membranen vormen blaasjes. Kleine stukjes kunnen zich afsnoeren, proces genaamd exocytose, en zich verplaatsen door het cytoplasma
Slide 12 - Tekstslide
Endoplasmatisch reticulum: ER
Ligt meestal om de celkern heen
Bestaat uit lagen membranen
Ruw ER:
Bevat ribosomen (maken eiwitten)
Glad ER:
Bevat geen ribosomen
Slide 13 - Tekstslide
Golgisysteem
- Afmaken eiwitten, tot de definitieve vorm.
- Doorsturen voor secretie.
- Maken van lysosomen.
- Golgisysteem is dus een fabriekje waarheen allerlei stoffen worden aangevoerd om vervolgens na bewerking weer afgevoerd te worden.
Slide 14 - Tekstslide
Lysosomen
Lysosomen zijn bepaalde blaasjes van het golgi-systeem
Lysosomen bevatten enzymen die grote moleculen zoals vetten en koolhydraten kunnen afbreken (en ook bacteriën en virussen)
Slide 15 - Tekstslide
Lysosomen
Soms lekken lysosomen, hierdoor sterft een groot gedeelte van de cel inhoud
Als een cel moet worden vernietigd, dan knappen de lysosomen open. Dit proces heet apoptose (= geprogrammeerde zelfdoding)
Slide 16 - Tekstslide
Mitochondriën
Dubbel membraan
Verbranden van voedingsstoffen naar ATP. ATP = molecuul met erin opgeslagen energie, de accu van de cel
Slide 17 - Tekstslide
Mitochondriën
Heeft eigen Mitochondriaal DNA
Krijg je van je moeder
Slide 18 - Tekstslide
Celmembraan
- dubbele fosfolipidenlaag
- Vloeibaar
Slide 19 - Tekstslide
Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast
B: Leukoplast
B
A: Leukoplast
B: Chloroplast
C
A: Chloroplast
B: Chromoplast
D
A: Chromoplast
B: Chloroplast
Slide 20 - Quizvraag
In welke celorganellen vind verbranding plaats?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels
Slide 21 - Quizvraag
Deze celorganellen slaan energie uit zonlicht op in glucose: