10.1 en 10.2 redox
1 / 21
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bij een redoxreactie worden ... overgedragen.
A
H⁺-ionen en e⁻
B
H⁺-ionen
C
e⁻
D
andere deeltjes dan
H⁺-ionen en e⁻
Slide 2 - Quizvraag
De e- in een redoxreactie gaan van de ... naar de ... .
A
oxidator naar de reductor
B
oxidator naar de emulgator
C
emulgator naar de reductor
D
reductor naar de oxidator
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de reductor en wat de oxidator in 4 K + O₂ → 2 K₂O?
A
red.: K
ox.: O₂
B
red.: O₂
ox.: K₂O
C
red.: K₂O
ox.: K
D
red.: O₂
ox.: K
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel e⁻ werden in totaal overgedragen?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de reductor en wat de oxidator in 6 H⁺ + 2 Cr → 3 H₂ + 2 Cr³⁺?
A
red.: Cr³⁺
ox.: H₂
B
red.: Cr
ox.: H⁺
C
red.: Cr
ox.: H₂
D
red.: Cr³⁺
ox.: H⁺
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel e⁻ werden in totaal overgedragen?
A
2
B
3
C
4
D
6
Slide 7 - Quizvraag
Is dit een redox reactie?
Ag⁺ + Cl⁻ → AgCl
Ag⁺ + Cl⁻ → AgCl
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet
Slide 8 - Quizvraag
Wat voor reactie is het wel?
Slide 9 - Open vraag
2 Na + 2 H₂O → 2 Na⁺ + H₂ + 2 OH⁻
A
= redoxreactie
B
= zuur-basereactie
C
= hydrolysereactie
D
= condensatiereactie
Slide 10 - Quizvraag
MgO + 2 H⁺ → Mg²⁺ + H₂O
A
= redoxreactie
B
= zuur-basereactie
C
= hydrolysereactie
D
= condensatiereactie
Slide 11 - Quizvraag
Geef de halfreactie van Ca → Ca²⁺.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Slide 12 - Open vraag
Geef de halfreactie van F₂ → F⁻.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Slide 13 - Open vraag
Geef de halfreactie van Sn⁴⁺ → Sn²⁺.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Bedenk zelf hoeveel e⁻ hierbij betrokken zijn
en waar ze staan.
Slide 14 - Open vraag
Metalen (zie geel in periodieksysteem BINAS) zijn
A
Altijd reductoren
B
Altijd oxidatoren
Slide 15 - Quizvraag
Metaal-ionen zijn:
A
Altijd reductoren
B
Altijd oxidatoren
C
Meestal oxidator , maar kan ook reductor
Slide 16 - Quizvraag
Een (zeer) onedel metaal is een metaal dat snel oxideert (bij ijzer heet dit roesten). Het is dus een sterke:
A
reductor
B
oxidator
C
zuur
D
base
Slide 17 - Quizvraag
Een edelmetaal, zoals goud en platina, is dan een:
A
zwakke reductor
B
sterke oxidator
C
sterke reductor
D
zwakke oxidator
Slide 18 - Quizvraag
In Binas staan in tabel 48 de sterke oxidatoren
A
Links boven
B
Links onder
C
Rechts boven
D
Rechts onder
Slide 19 - Quizvraag
In Binas tabel 48 staan de sterke reductoren
A
Rechts onder
B
Rechts boven
C
Links onder
D
Links boven
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kun je in tabel 48 zien dat een oxidator met een reductor reageert?
