Module 2 Examentraining
1 / 42
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welke stappen neem je om een leestekst te begrijpen en de vragen te beantwoorden op het examen?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Moeilijke woorden tekst
Slide 10 - Woordweb
Past de afbeelding goed bij de kern van de tekst?
A
Ja, sollicitatieprocedure
B
Ja, sollicitatiegesprek
C
Nee, beoordelen van mensen
D
Nee, met een vrouw
Slide 11 - Quizvraag
Wel of niet?
Schrijf je antwoord zo op:
1 =
2 =
Schrijf je antwoord zo op:
1 =
2 =
Slide 12 - Open vraag
Wanneer is er sprake van een match?
A
Als de leeftijd en achtergrond ...
B
Als de opleiding en werkervaring ...
C
Als de werkgever en de sollicitant ...
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een belangrijke reden voor werkgevers om zich aan te sluiten bij dit systeem?
A
Beter objectief beoordelen
B
Gemakkelijker een passende kandidaat vinden.
C
Nauwkeuriger aangeven wat hij van kandidaat vindt.
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Moeilijke woorden tekst
Slide 16 - Woordweb
Wat doet de schrijver in alinea 1?
A
benoemt probleem
B
geeft mening
C
legt uit hoe bloemenhandel werkt
Slide 17 - Quizvraag
Welk probleem benoemt Toma van den Bosch in alinea 4?
A
Mensen hebben weinig kennis van biologische bloemen
B
Mensen vinden biologische bloemen vaak duur.
C
Mensen zijn niet geïnteresseerd in biologische bloemen.
Slide 18 - Quizvraag
Hoe kun je als consument het beste bijdragen aan het milieuvriendelijker maken van de bloementeelt?
A
Alleen snijbloemen uit Nederland kopen.
B
Alleen snijbloemen van biologische teelt te kopen.
C
Alleen snijbloemen van het seizoen te kopen.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst?
Informeren over:
Informeren over:
A
Verschillende bloemen uit Nederland die worden verkocht.
B
Verschillende keurmerken voor bloemen.
C
Verschillende manieren van bloementeelt.
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Moeilijke woorden tekst
Slide 22 - Woordweb
Wat is het belangrijkste doel van de schrijver?
A
Duidelijk maken dat speelgoed niet goed aansluit
B
Lezer overtuigen
C
Lezer informeren
Slide 23 - Quizvraag
Waarom vindt de schrijver dit schokkend?
A
omdat traditionele verschillen ...
B
omdat het onderscheid ...
C
omdat jongensspeelgoed ...
Slide 24 - Quizvraag
Waar baseert de schrijver zijn mening vooral op?
A
de uitspraak van het Meldpunt Discriminatie
B
het onderzoek van Daphna Joel
C
zijn eigen ervaringen.
Slide 25 - Quizvraag
Wat doet de schrijver in het eerste deel van alinea 3?
A
Hij beweert dat speelgoedwinkels zich schuldig maken aan discriminatie.
B
Hij legt uit dat discriminatie door speelgoedwinkels ernstige gevolgen kan hebben.
C
Hij zegt dat vooroordelen van speelgoedwinkels discriminatie kunnen veroorzaken.
Slide 26 - Quizvraag
Welke bewering van de schrijver sluit aan bij de uitkomsten van dit onderzoek?
A
Het conservatieve rolpatroon viert nog steeds hoogtij in de speelgoedwinkels.
B
Het feit dat je als jongen of meisje geboren wordt, zegt niets over wat je voorkeuren zijn.
C
Jongens- en meisjesstereotyperingen leiden vaak tot discriminatie.
Slide 27 - Quizvraag
Wat doet de schrijver in het laatste deel van alinea 3?
A
Hij komt met nieuwe informatie en geeft zijn mening daarover.
B
Hij spoort aan tot actie en geeft daar een paar redenen bij.
C
Hij vat de tekst samen en zegt daarna iets over de toekomst.
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Moeilijke woorden tekst
Slide 30 - Woordweb
Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
Instructie geven aan huurders:
Instructie geven aan huurders:
A
over rechten en plichten
B
over mogelijke acties
C
over wat ze het beste kunnen doen
Slide 31 - Quizvraag
Hoe sluit het tweede deel van alinea 4 hierop aan?
De schrijver geeft daarin aan:
De schrijver geeft daarin aan:
A
wanneer huurbescherming niet geldt.
B
wat huurbescherming precies inhoudt.
C
welke gevolgen huurbescherming heeft.
Slide 32 - Quizvraag
Wat kan Fadil het beste doen volgens de tekst?
A
De verhuurder vragen om een nieuw huurcontract op te stellen.
B
Naar de rechter gaan voor een contract onbepaalde tijd.
C
Niets, hij kan nu voor langere tijd in het huis blijven wonen.
Slide 33 - Quizvraag
Wat kan Irina nu het best doen, volgens de tekst?
A
Kijken of er in het huurcontract regels over een maximale huurverhoging staan.
B
Met de verhuurder onderhandelen om een minder grote huurverhoging te krijgen.
C
Naar de rechter gaan met het verzoek om de huurverhoging te laten verlagen.
Slide 34 - Quizvraag
Wat bedoelt de schrijver daarmee?
De verhuurder mag alleen in de woning komen, als:
De verhuurder mag alleen in de woning komen, als:
A
de bewoner niet thuis is.
B
er iets gerepareerd moet worden.
C
hij dat vooraf gevraagd heeft.
Slide 35 - Quizvraag
Wat zijn de belangrijkste tips om ervoor te zorgen dat je je borgsom niet kwijtraakt?
A
Zorg ervoor dat de woning schoon is voor eindoplevering.
B
Zorg ervoor dat er een opleverrapport is met duidelijke informatie.
C
Zorg ervoor dat bij vertrek de woning opgeleverd wordt zonder beschadigingen.
D
Zorg ervoor dat je samen met de verhuurder een vooroplevering doet.
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Vragen over het examen?
