In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid
Lezen H4 en H5
Tegenargument
Functiewoorden
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
- Herhaling: tegenargument en weerlegging
- Je kent de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
- Je kunt de functie van (sommige) alinea's in een tekst benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een tegenargument en wat is een weerlegging daarop?
Slide 3 - Open vraag
Tegenargument en weerlegging
Slide 4 - Tekstslide
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 5 - Quizvraag
A. Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen. B Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 6 - Quizvraag
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 7 - Quizvraag
Theorie Lezen H5
Functiewoorden
Slide 8 - Tekstslide
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie
- inleiding: ...
- slot: ...
Slide 9 - Tekstslide
Welke functie kan een inleiding hebben?
Slide 10 - Woordweb
Welke functie kan een slot hebben?
Slide 11 - Woordweb
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie inleiding: onderwerp introduceren, standpunt noemen, etc. slot: conclusie, samenvatting, advies, etc.
Herkenbaar aan signaalwoord: daarentegen, daarnaast, etc., ten eerste, ik vind dat, ondanks, al met al...
Slide 12 - Tekstslide
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling
probleemstelling
constatering
uitwerking
verklaring
aanleiding
Slide 13 - Tekstslide
Functiewoorden. Wat is een probleemstelling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.
Slide 14 - Quizvraag
constatering
A
iets vaststellen
B
iets nakijken
C
iets doorgeven
Slide 15 - Quizvraag
De aanbeveling is ..
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.
Slide 16 - Quizvraag
Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een verklaring?
A
Nadere uitleg bij bewering, standpunt of theorie.
B
Verdieping
C
Uitleg wat de reden of oorzaak is.
D
Extra informatie
Slide 18 - Quizvraag
Aanleiding. De aanleiding voor de tekst betekent .....
A
Het begin van de tekst.
B
Wie de tekst heeft geschreven
C
Hoe je de tekst moet lezen.
D
Waardoor de schrijver de tekst wilde schrijven
Slide 19 - Quizvraag
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling: advies/goede raad
probleemstelling: probleem omschrijven
tegenwerping: reactie op een mening/stelling
uitwerking: extra informatie over een (deel)onderwerp