Hoofdstuk Lezen 4, 5, 6 (functiewoorden etc.)
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een tegenargument + weerlegging?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 6 - Quizvraag
A. Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen.
B Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt.
B Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 7 - Quizvraag
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Welke functie kan een inleiding hebben?
Slide 11 - Woordweb
Welke functie kan een slot hebben?
