Taalverzorging hf. 3 t/m 5, klas 4

Voorbereiding toets Taalverzorging

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toets Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kunnen en weten?

Je moet weten hoe en waar je leestekens en hoofdletters gebruikt.

Je moet weten wanneer je iets aan elkaar of los schrijft.

Je moet weten hoe je tussenletters gebruikt in een samenstelling.

Je moet de regels van de werkwoordspelling kennen en kunnen toepassen.


Slide 2 - Tekstslide


Je moet weten hoe je het meervoud maakt van zelfstandige naamwoorden.

Je moet weten hoe je een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Je moet weten dat de spellingcontrole op de computer niet altijd alle fouten uit een tekst filtert.

Slide 3 - Tekstslide

Getallen

Slide 4 - Tekstslide

Welke schrijfwijze klopt?
A
Vijftien
B
vijftien
C
15

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletters

Slide 6 - Tekstslide

Welke schrijfwijze klopt?
A
Geachte heer De Vries
B
Geachte heer de Vries

Slide 7 - Quizvraag

Welke schrijfwijze klopt?
A
Geachte Mevrouw Voss,
B
Geachte mevrouw Voss,

Slide 8 - Quizvraag

Welke schrijfwijze klopt?
A
noorden
B
Noorden

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort met een hoofdletter?
A
januari
B
maandag
C
amsterdam
D
herfst

Slide 10 - Quizvraag

Welke schrijfwijze klopt?
A
Hij zei: 'Dat wil ik niet!'
B
Hij zei: 'dat wil ik niet!'

Slide 11 - Quizvraag

Tussenletters gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je de samenstelling:
beer + gezellig
A
berengezellig
B
beregezellig

Slide 13 - Quizvraag

Hoe maak je de samenstelling voor gezelschap + spel:
A
gezelschapspel
B
gezelschapsspel

Slide 14 - Quizvraag

Hoe maak je de juiste samenstelling van aap+trots:
A
apentrots
B
apetrots

Slide 15 - Quizvraag

Hoe maak je de samenstelling van beer + verblijf.
A
bereverblijf
B
berenverblijf

Slide 16 - Quizvraag

Hoe maak je de samenstelling:
rijst+korrel
A
rijstekorrel
B
rijstenkorrel

Slide 17 - Quizvraag

Hoe maak je de samenstelling:
verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval

Slide 18 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Niet alleen het goede antwoord geven is genoeg. Je moet kunnen uitleggen hoe je aan het antwoord komt.

Slide 19 - Tekstslide

Joris (vertalen) die moeilijke Franse tekst. (tt)
A
vertaalt
B
vertaald

Slide 20 - Quizvraag

Joris heeft die moeilijke tekst (vertalen).
A
vertaalt
B
vertaald

Slide 21 - Quizvraag

Mijn vader (beloven) mij een nieuwe scooter als ik niet rook. (tt)
A
belooft
B
beloofd

Slide 22 - Quizvraag

Hij heeft me een nieuwe scooter (beloven)
A
belooft
B
beloofd

Slide 23 - Quizvraag

Ik (ontleden) deze zin. (tt)
A
ontleed
B
ontleedt

Slide 24 - Quizvraag

Hij (besparen) veel geld door de krant op te zeggen. (tt)
A
bespaart
B
bespaard
C
bespaardt

Slide 25 - Quizvraag

Ik heb hem (verleiden) om mee te gaan naar de bios.
A
verleid
B
verleidt

Slide 26 - Quizvraag

Jij (vertellen) mij ook nooit wat. (tt)
A
vertelt
B
verteld
C
verteldt

Slide 27 - Quizvraag

Meervouden

Slide 28 - Tekstslide

Maak het meervoud van:
treincoupé
A
treincoupés
B
treincoupees
C
treincoupé's

Slide 29 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
kolonie
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 30 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
orchidee
A
orchideën
B
orchideeën

Slide 31 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
traditie
A
traditie's
B
tradities

Slide 32 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
salade
A
salade's
B
salades

Slide 33 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
baby
A
babies
B
baby's

Slide 34 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
plumeau
A
plumeau's
B
plumeaus

Slide 35 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
politicus
A
politici
B
politicussen

Slide 36 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
melodie
A
melodiën
B
melodieën

Slide 37 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
forum
A
fora
B
fora's

Slide 38 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 39 - Tekstslide

Bespreken Taalverzorging hf. 4 & 5

Slide 40 - Tekstslide

Vragen?

Slide 41 - Tekstslide